Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0296/GA, 9 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/296/GA

betreft: [klager] datum: 9 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 25,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van zijn kleding, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat de vermiste spullen in totaal een waarde hebben van € 480,=. Het gaat om een jas, een broek, een paar schoenen en een t-shirt. De jas is gekocht voor
ongeveer
€ 75,= en de aankoopbon hiervan is bewaard. De schoenen en de broek zijn enkele weken voor klagers aanhouding aangeschaft. Het t-shirt was al wat ouder. Verzocht wordt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

De directeur persisteert in beroep bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht zijn beroep op een zitting te behandelen. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat onvoldoende is onderbouwd, af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende
ingelicht om op het beroep te beslissen.

De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming primair is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken
bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Namens klager is de schade niet verder onderbouwd dan door te vermelden dat de jas is gekocht voor ongeveer € 75,= en dat er nog een aankoopbon is. In zoverre is de schade eenvoudig te begroten. De
beroepscommissie kan zich derhalve niet verenigen met de, louter vanwege het door klager geleden ongemak, toegekende tegemoetkoming. De tegemoetkoming zal worden vastgesteld op € 100,=. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 9 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven