Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0051/GA, 8 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/51/GA

betreft: [klager] datum: 8 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2014, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
Een van de leden van de beroepscommissie kon door omstandigheden niet ter zitting aanwezig zijn. De uitspraak wordt wel door de voltallige beroepscommissie gedaan.
Van de directeur is na de zitting een formulier Verklaring weigering aangeboden post, in te vullen door het personeel, en een stickervel met de tekst “retour afzender weigert post” gekregen. Deze zijn ter kennisneming naar klager en zijn raadsvrouw
gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klagers post retour wordt verzonden.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat erom dat klager geprivilegieerde post aangeboden heeft gekregen die buiten zijn aanwezigheid is geopend. Die post weigert hij aan te nemen. Hij zegt dan verder niets. Geprivilegieerde post moet gesloten zijn of in klagers aanwezigheid worden
geopend. Kennelijk stuurt de directeur de post die klager weigert aan te nemen terug, maar klager heeft nooit gezegd dat dat moet. Er is post teruggestuurd naar de beklagcommissie en de RSJ. De raadsvrouw heeft een keer tijdens een bezoek aan klager
een
brief van haarzelf teruggekregen en die was geopend. Er zijn sinds enige tijd geen klachten meer over de post, afgezien van een recente klacht over geopende post van de politie.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De werkwijze ten aanzien van post is duidelijk en volgens de regels van de Pbw. Geprivilegieerde post wordt altijd in het bijzijn van klager geopend en gecontroleerd op bijgevoegde stukken. De stukken worden niet gelezen. In de dagrapportage die in het
schriftelijke verweer van de directeur wordt genoemd staat hoe het is gegaan. De enige wijziging die zich heeft voorgedaan is dat de nietjes niet meer uit de stukken worden uitgehaald. Klager heeft zelf gezegd “stuur maar terug”. Dat is sindsdien de
werkwijze. Wat hij aan post teruggeeft wordt teruggestuurd.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen stelt de beroepscommissie vast dat klager eind oktober 2013 een aantal keer heeft geweigerd om geprivilegieerde post in ontvangst te nemen. Sindsdien is het de werkwijze van het
personeel van de inrichting om die post terug te sturen naar de afzender. Wat ook zij van klagers bezwaar dat de post reeds geopend is als hij deze krijgt aangeboden, of van de vraag of klager wel of niet heeft gezegd dat de post moet worden
teruggestuurd, de feitelijke werkwijze in de inrichting om door klager geweigerde post terug te sturen naar de afzender betreft geen beslissing van de directeur waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag kan worden ingesteld. De
uitspraak van de beklagrechter zal derhalve worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en J.M.L. Pattijn, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 8 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven