Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3745/GA, 7 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3745/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem

gericht tegen een uitspraak van 12 november 2013 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Haarlem, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager, terwijl hij ziek was, zonder overleg van de arbeidslijst voor de werkzaal is verwijderd.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 60,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ter zitting heeft de directeur een drietal documenten overgelegd en daaruit blijkt volgens de directeur het volgende. Op 24 mei 2013 heeft klager
zich ziek gemeld voor de arbeid. Op 27 mei 2013 heeft hij zich opnieuw ziek gemeld en op 28 mei 2013 wederom. Ook op 3 juni 2013 heeft klager zich ziek gemeld. Met klager was afgesproken dat hij op
4 juni 2013 weer zou gaan werken op de werkzaal en op die dag is hij ook opgeroepen voor de arbeid. Echter, die dag is hij tegen de afspraak in niet op de werkzaal verschenen. Om die reden is klager met ingang van 4 juni 2013 van de werkzaal
verwijderd.
Op 7 juni 2013 heeft klager een gesprek gehad met de medische dienst en afgesproken is dat klager weer op de werkzaal zou worden geplaatst. Op 11 juni 2013 is klager weer op de werkzaal geplaatst. De directeur bestrijdt dat klager gedurende twee weken
geen loon of ziektegeld is uitbetaald. In de periode van 28 mei 2013 tot en met 3 juni 2013 is klager ziektegeld uitbetaald. Desgevraagd heeft de directeur geantwoord dat een ziekmelding ‘geldig’ is totdat de medische dienst de gedetineerde weer beter
heeft verklaard. Een gedetineerde die langere periode ziek is, hoeft zich niet dagelijks ziek te melden. Indien een gedetineerde langer dan drie dagen ziek is, wordt hij van de arbeidslijst gehaald en op de wachtlijst geplaatst. Klager heeft zich
diverse keren ziek gemeld, zonder de medische dienst te raadplegen. Klager is op goede gronden van de werkzaal verwijderd.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hetgeen de directeur ter zitting heeft aangevoerd klopt niet. Klager heeft zich op 24 mei 2013 ziek gemeld. Op enig moment heeft hij een gesprek met de
medische dienst gehad. Afgesproken is dat klager op 3 juni 2013 weer zou beginnen met werken, op voorwaarde dat hij beter was. Echter, op 3 juni 2013 was klager nog steeds ziek en hij heeft zich ook ziek gemeld. Op 4 juni 2013 is klager zonder enige
vorm van overleg van de arbeidslijst verwijderd. Het is evenwel onduidelijk wie klager van de arbeidslijst heeft verwijderd en waarom dit is gebeurd. Klager was op dat moment immers nog steeds ziek. Op 5 juni 2013 was klager beter en is hij naar de
werkzaal gegaan, maar daar is hij weggestuurd omdat hij niet meer op de arbeidslijst stond. Op 11 juni 2013 heeft klager voor het eerst weer kunnen werken. In totaal heeft hij vijftien of zestien dagen niet kunnen werken. Gedurende die periode is
klager
geen loon of ziektegeld uitbetaald. Overigens is klager in die periode maar één keer opgeroepen door de medische dienst.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag door de beklagcommissie overweegt de beroepscommissie het volgende. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur een drietal documenten – een rapportage van de
arbeid, een soort loonstaat van klager en een e-mail van 25 februari 2014 van de verpleegkundige – overgelegd. In deze nieuwe informatie ziet de beroepscommissie evenwel onvoldoende weerlegging van klagers stelling dat hij op onjuiste gronden van de
arbeidslijst voor de werkzaal is verwijderd. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur dat is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag zal
derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Ten aanzien van het beroep gericht tegen de (hoogte van de) toegekende tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie het volgende. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie
evenals
de beklagcommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie gaat ervan uit dat klager vanaf 24 mei 2013 tot en met 10 juni 2013 geen arbeid heeft verricht. In deze periode vallen twaalf werkdagen. Uit de door de directeur
overgelegde loonstaat volgt dat aan klager in die periode een bedrag van (2x € 3,04 en 2x € 2,44 =) € 10,96 is uitbetaald.

Uit hetgeen ter zitting is aangevoerd maakt de beroepscommissie op dat klager vanaf 24 mei 2013 tot en met 4 juni 2013 – acht werkdagen – niet heeft kunnen werken vanwege ziekte en dat klager in de periode vanaf 5 juni 2013 tot en met 10 juni 2013 –
vier werkdagen – weer beter was, maar niet heeft kunnen werken als gevolg van de omstandigheid dat hij ten onrechte van de arbeidslijst was verwijderd. Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat aan klager in bovengenoemde
periode een bedrag van (8x € 2,44 en 4x € 3,04 =) € 31,68 had moeten worden uitgekeerd. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming te hoog is. Het beroep dat is gericht tegen de (hoogte van
de) toegekende tegemoetkoming zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd. De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van
(€ 31,68 - € 10,96 =) € 20,72 toekomt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep dat is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep dat is gericht tegen de (hoogte van de) toegekende tegemoetkoming gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij bepaalt dat aan klager een lagere tegemoetkoming toekomt, namelijk €
20,72.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven