Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0531/TP, 14 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/531/TP

betreft: [...] datum: 14 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 4 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klaagster in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 23 februari 2002 verlengd tot en met 23 mei 2002.

2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klaagster is ingegaan op 30 november 2000. Sindsdien heeft klaagster in afwachting van haar plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) voor vrouwenZwolle te Zwolle.
De Minister heeft besloten tot plaatsing van klaagster in het Centrum voor Forensisch-Psychiatrische Behandeling Oldenkotte te Rekken (hierna: Oldenkotte). Klaagster is op 25 maart 2002 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht. Het is belachelijk dat de passantentermijn van klaagster met drie maanden is verlengd in afwachting van plaatsing in een kliniek die al meer dan zes maanden geen tbs-gestelden meeraanneemt in verband met reorganisatie.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu de verlengingsbeslissing niet tijdig aan klaagster is uitgereikt. Omdat alleen de mededelingsplicht is geschonden en klaagster wel tijdig is gehoord wordt verzocht om hiermee rekening tehouden bij het bepalen van de hoogte van een eventuele tegemoetkoming.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klaagster vijftien maanden in een h.v.b.

Er bestond ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding ten aanzien van klaagster af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is geblekendat zij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klaagsters verblijf - klaagster verbleef opeen gewone afdeling van het h.v.b. - geen signalen omtrent onhoudbaarheid of detentieongeschiktheid ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring is klaagsters psychische conditie niet zodanig dat zij als ongeschikt voorverblijf in een h.v.b. moest worden aangemerkt.
Aan klaagster is een aanbod gedaan tot een financiële tegemoetkoming. Zij heeft aangegeven van dit aanbod gebruik te willen maken en inmiddels is de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld en aan haar overgemaakt. Depassantentermijn ten tijde van de verlenging wordt niet zodanig lang geacht dat op die enkele grond de verlengingsbeslissing onredelijk of onbillijk is.

4. De beoordeling
Klaagster is op 21 februari 2002 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 23 februari 2002 zou verstrijken. Vervolgens is zij bij brief d.d. 25 februari 2002, derhalve na het verstrijken van de passantentermijn,geïnformeerd over de verlenging daarvan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in de artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.

Klaagster dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.
De enkele schending van de mededelingsplicht maakt geen verschil voor de hoogte van de tegemoetkoming.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klaagster ten tijde van de bestreden beslissing langer dan 12 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, indit geval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële gronddient te worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 21 maart 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Zwolle blijkt dat de psychische conditie van klaagster op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het huis vanbewaring als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klaagster bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiëlegrond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klaagster ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klaagster in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk isverwezenlijkt, te weten 25 maart 2002, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van
€ 125,= per maand. De Minister heeft aangegeven dat reeds een tegemoetkoming is uitgekeerd aan klaagster zonder de hoogte daarvan aan te geven. De reeds uitgekeerde tegemoetkoming dient te worden verrekend.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële gronden en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klaagster ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,= en
b) € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klaagster in een huis van bewaring 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, te weten op 25 maart 2002, met dienverstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven