Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0092/GA, 7 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/92/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C. Bosch, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 december 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. A.C. Bosch, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gebruik van disproportioneel geweld ten aanzien van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is – in strijd met artikel 35, derde lid, van de Pbw – niet onverwijld een schriftelijk verslag opgemaakt van het ten aanzien van klager gebruikte geweld op
11 augustus 2013. Eerst op
22 oktober 2013 is een verslag opgemaakt. Er is meer geweld toegepast dan in dit verslag is beschreven. De in het verslag beschreven feitelijke handelingen hebben te gelden als dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis (als bedoeld in artikel
1,
onder d, van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen) en hiervan hoort onverwijld melding te worden gemaakt. Nu niet onverwijld een schriftelijk verslag is opgemaakt, moet de verklaring van klager leidend zijn. Verzocht wordt om klager een
tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beroep zich beperkt tot de ongegrondverklaring van het beklag over het jegens klager toegepaste geweld.

In artikel 35, derde lid, van de Pbw is bepaald dat degene die geweld heeft gebruikt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag maakt en dit verslag onverwijld doet toekomen aan de directeur. Vast staat dat op 11 augustus 2013 geweld is gebruikt en
dat
ten aanzien van klager vrijheidsbeperkende middelen zijn toegepast. Nu hiervan eerst op 22 oktober 2013 een schriftelijk verslag is opgemaakt, is niet voldaan aan voornoemd vereiste. Het beroep zal om deze reden gegrond worden verklaard. De uitspraak
van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 7 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven