Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0166/GA, 4 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/166/GA

betreft: [klager] datum: 4 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie,

gericht tegen een uitspraak van 16 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij voornoemde locatie, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsman, mr. A.C. Bosch, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 12,50 toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, waarvan drie
dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie maanden, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Een tegemoetkoming van € 12,50 is niet op zijn plaats. Klager heeft immers ten aanzien van zijn dagprogramma geen nadeel ondervonden van de straf.

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op het beroep van de directeur.

3. De beoordeling
Nu niet is gebleken dat de aan klager opgelegde voorwaardelijke straf ten uitvoer is gelegd, is de beroepscommissie van oordeel dat geen aanleiding bestond klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd.

Voor zover de directeur heeft bedoeld beroep in te stellen tegen de beslissing zoals op
12 november 2013 door de beklagcommissie genomen, zal de beroepscommissie hem in dat beroep niet-ontvankelijk verklaren, nu het beroepschrift niet binnen de termijn als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Pbw op het secretariaat van de Raad is
ontvangen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover gericht tegen de (hoogte van de) tegemoetkoming gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
De beroepscommissie verklaart de directeur niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 4 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven