Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3451/TB, 3 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3451/TB

betreft: [klager] datum: 3 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 oktober 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. N. Achahbar, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. S. Marjanovic, en namens
de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Als toehoorder was aanwezig [...] van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere .

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 16 augustus 2007 veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft FPC De
Woenselse Poort de Staatssecretaris verzocht om een crisisplaatsing van klager. De Staatssecretaris heeft op dezelfde dag beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek. De overplaatsing werd gerealiseerd op 14 oktober 2013. Klager is op
3
december 2013 geplaatst in FPC Pompestichting.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is nooit op de hoogte gesteld van de aanleiding tot de overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek. Klager verbleef in FPC De Woenselse Poort eerst op de afdeling Volte en daar ging het goed. Klager is vervolgens overgeplaatst naar afdeling De
Ponder en daar had hij geen vrijheden. Terugplaatsing naar afdeling Volte was echter niet mogelijk.
Klager betwist de positieve uitslag van zijn urineonderzoek in augustus 2013. De urineonderzoeken verlopen niet volgens de procedure. Klager had om een contra-expertise gevraagd, maar daar is niets van bekend. Ook werden er nachtcontroles op klagers
kamer uitgevoerd. Klager is daar heel boos om geworden.
Desgevraagd heeft klager medegedeeld dat het incident op 7 september 2013 betreffende zijn vermeende betrokkenheid bij drugshandel tijdens de kerkdienst niet klopt. Er waren allerlei verhalen en klager zou worden gecontroleerd. Dat is niet gebeurd.
Het incident op 17 september 2013 is onjuist. Seksuele intimidatie past niet bij klager en tijdens de verlengingszitting bleek dit incident achterhaald te zijn. Klager ontkent dat hij verbale bedreigingen heeft geuit. Hij heeft wel zijn ongenoegen
kenbaar gemaakt bij zijn persoonlijk begeleider.
Het incident op 24 november 2011, waar klager een snijbeweging ter hoogte van zijn keel heeft gemaakt, is een oude zaak en volgens klager heeft dat hier niets mee te maken.
Er worden dingen over klager gezegd en verdraaid. Het hoofd behandeling L. die klager dit alles heeft aangedaan is niet ter zitting aanwezig. Klager durft door dit hele gebeuren in FPC Pompestichting geen gesprekken meer aan te gaan. Eerder is in FPC
De
Rooyse Wissel hetzelfde gebeurd. Volgens klager is hij uitbehandeld en rest hem alleen nog een resocialisatietraject.
In de bestreden beslissing wordt geen enkele motivering geboden, op welke gronden is besloten tot plaatsing in FPC Oostvaarderskliniek. Deze crisisplaatsing vindt geen grondslag in de wet en is in strijd met de wet. Artikel 11 Bvt betreft een reguliere
(over)plaatsing van een tbs-gestelde naar een andere kliniek ten behoeve van behandeling en hieronder vallen niet tijdelijke crisisplaatsingen, zoals hier het geval is. Voorts is de beslissing buitenproportioneel. Klager ontkent ten stelligste
medewerkers te hebben bedreigd en zich agressief te hebben opgesteld. Klagers raadsvrouw heeft het hoofd behandeling L. voorgesteld een driegesprek aan te gaan, maar dat was niet meer mogelijk, omdat klager voor herselectie zou worden aangeboden.
Volgens klager had hij zich juist opengesteld voor een gesprek.
Klager heeft geen beroep ingesteld tegen zijn plaatsing in FPC Pompestichting.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Noch uit artikel 11 Bvt zelf, noch uit de toelichting erop kan worden afgeleid dat dit artikel toepassing mist indien de plaatsing in beginsel slechts een tijdelijk karakter heeft. In dit artikel is geen voorbehoud opgenomen ten aanzien van de duur van
de desbetreffende opname. Uit artikel 11 Bvt volgt dat bij de plaatsing rekening moet worden gehouden met de eisen ten aanzien van de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving en de eisen die gesteld worden aan de behandeling van de gediagnosticeerde
problematiek. In dit geval was de veiligheid binnen de inrichting in het geding en was sprake van een behandelimpasse. FPC De Woenselse Poort had verzocht klager over te plaatsen naar een andere kliniek voor een nieuwe behandelpoging. Niet valt in te
zien waarom deze niet vooraf kan worden gegaan door een tijdelijke plaatsing indien deze vanuit veiligheidsoverwegingen en behandeloverwegingen geïndiceerd wordt geacht.
Uit de stukken blijkt dat rondom klager een onhoudbare situatie was ontstaan. Vanaf klagers interne overplaatsing naar afdeling De Ponder waren er veel incidenten. Klager wenste zich niet aan te passen aan de afdelingsregels, was verbaal agressief, en
er waren vermoedens van drugshandel door klager. Klager had een positieve urinecontrole op GHB en er was geen werkrelatie met de begeleiding. Klager is dan ook op 19 augustus 2013 voor een time-out voor zes weken geplaatst op de afdeling Opname.
Klager boekte geen vooruitgang en hij bleef grensoverschrijdend gedrag vertonen. Er was geen contact meer met het behandelteam en klager uitte in toenemende mate ernstige (doods)bedreigingen naar het personeel. Volgens FPC De Woenselse Poort was een
crisisplaatsing de enige manier om het gedrag van klager te controleren en escalatie in delictgedrag te voorkomen. De beslissing tot plaatsing in de Oostvaarderskliniek is niet disproportioneel nu tijdens de time-out de bedreigingen van klager in ernst
en frequentie toenamen.
Indien klager teruggeplaatst wordt naar FPC De Woenselse Poort kunnen de vrijheden die hij voorheen in deze inrichting had niet direct hervat worden.

4. De beoordeling
De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het verzoek van 11 oktober 2013 van FPC De Woenselse Poort tot crisisplaatsing met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem
gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers\vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.
In de brief van 17 oktober 2013 van FPC De Woenselse Poort wordt gesteld dat klager op 14 oktober 2013 voor de duur van maximaal 11 weken is overgeplaatst naar FPC Oostvaarderskliniek, ter overbrugging van een overplaatsing naar een andere kliniek in
het kader van een nieuwe behandelpoging. De beroepscommissie stelt vast dat er reeds contacten waren gelegd met FPC Pompestichting en de overplaatsing naar deze kliniek werd voorbereid. Na zeven weken verblijf in FPC Oostvaarderskliniek is de beoogde
overplaatsing naar FPC Pompestichting gerealiseerd. Tegen deze beslissing is geen beroep ingesteld.
De Bvt kent geen speciale regeling voor een crisisplaatsing, noch een bepaling gelijkend op artikel 25 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) waarbij, indien de tenuitvoerlegging van afzondering in de inrichting of afdeling waar zij is opgelegd op ernstige
bezwaren stuit, de afzondering in een andere inrichting of afdeling kan worden ondergaan. Artikel 13 Bvt voorziet in de mogelijkheid van een tijdelijke overplaatsing van de tbs-gestelde met het oog op zijn observatie. Daarvan is hier geen sprake. Enige
andere wettelijke grond waarop een tijdelijke overplaatsing kan worden gebaseerd ontbreekt.
De tijdelijke overplaatsing van klager naar een andere kliniek heeft dan ook in strijd met de wet plaats gevonden.
Voorts overweegt de beroepscommissie het volgende. Zij acht voldoende aannemelijk dat klager ernstige bedreigingen heeft geuit naar medewerkers van FPC De Woenselse Poort. Ondanks klagers agressieve en dreigende uitlatingen is de beroepscommissie van
oordeel dat op basis van de beschikbare informatie niet is gebleken dat voor de kliniek sprake was van een onhoudbare situatie, waarvoor geen andere oplossing bestond dan een spoeduitplaatsing van klager, zodat de nood de wet opzij diende te zetten. De
kliniek had ter overbrugging van de periode van de overplaatsing naar FPC Pompestichting waarvan de procedure reeds in gang was gezet kunnen en moeten volstaan met andere, in de wet voorziene, beperkende maatregelen.

Ook de afweging van alle in aanmerking komende belangen leidt tot gegrondverklaring van het beroep aangezien de beslissing in dat licht daarvan onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing
te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid, onder c, Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.

Klager heeft ten gevolge van de onjuist bevonden beslissing behandelachterstand opgelopen. Daaraan heeft hij echter zelf bijgedragen door zijn door de beroepscommissie aannemelijk geachte gedrag in de inrichting. Klager dient daarom niet meer dan een
symbolische tegemoetkoming te worden geboden voor de opgelopen behandelachterstand. De beroepscommissie stelt deze vast op € 100,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op € 100,= .

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 3 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven