Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2968/TA, 26 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2968/TA

betreft: [klager] datum: 26 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker,
en [...], behandelcoördinator.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de beslissing tot plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg van 9 juli 2013;
b. de beslissing tot separatie van 9 juli 20134;
c. de beslissing tot afzondering van 10 juli 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a., b. en c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de inrichting beschikt klager over een longstaystatus, maar dat is onjuist. Zowel tegen de longstayaanvraag als tegen de overplaatsing naar een longstayvoorziening van de De Pompestichting te Vught is beroep bij de RSJ ingediend, zodat klagers
longstaystatus nog helemaal niet vaststaat. Maar klager is al wel overgeplaatst naar een longstayvoorziening, terwijl de longstayaanvraag nog loopt bij de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP).

Deze plaatsing is dus onrechtmatig en in strijd met de redelijkheid en billijkheid en dat maakt dat de vruchten van deze beslissing, de drie in de onderhavige zaak betwiste maatregelen, ook als onrechtmatig moeten worden gekwalificeerd.
Klager wordt steeds afgerekend op een oud dossier en op ongedateerde feiten en hij is in korte tijd overgeplaatst: van FPC De Rooyse Wissel naar Veldzicht, van Veldzicht naar de Van Mesdag en nu naar De Pompestichting. Geen enkele kliniek
heeft
klager het voor een behandeling fundamentele vertrouwen en perspectief kunnen geven; hij heeft nergens een eerlijke kans gehad. Klager bevindt zich in een zeldzaam schrijnende en inhumane situatie. Ook beveiligingsmedewerkers van de Van Mesdag hebben
te
kennen gegeven klagers isolatie onaanvaardbaar te vinden; zij zagen wel degelijk goede mogelijkheden voor contact met klager. Vanaf de eerste dag in de Van Mesdag (10 april 2012) verbleef klager in separatie en afzondering. Uit het dossier blijkt dat
klager feitelijk steeds als een vermeend onbehandelbare en gevaarlijke patiënt snel is overgeplaatst en uitgeruild. Deze vicieuze cirkel moet worden doorbroken. In de tbs verblijven wel meer agressieve tbs-gestelden.
Klager wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Hij heeft met de LAP over zijn toekomst gesproken; hij wil terug naar Curaçao.
De LAP heeft geadviseerd klager te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (PBC). De Staatssecretaris acht het in het kader van de orde en veiligheid niet gewenst dat klager daar het PBC wordt geplaatst.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De aan klager opgelegde maatregelen staan los van klagers longstaystatus.
Bij klagers plaatsing in de Pompestichting zijn de door de vorige inrichtingen opgestelde rapporten meegestuurd en de Pompestichting moet rekening houden met klagers verleden. De Pompestichting ontwikkelt vervolgens zelf een visie op klagers
toekomstige
behandeling. Gelet op vroegere incidenten is contact met medepatiënten nog niet aan de orde. Inmiddels is de oorspronkelijke vierpersoonsbegeleiding van klager teruggebracht naar een tweepersoonsbegeleiding. Dat betreft zorginhoudelijke begeleiding,
het
gaat niet meer om beveiligingspersoneel. De populatie op de zorgafdeling vergt een zeer intensieve begeleiding.
Klager kookt nu tweemaal per week en hij krijgt daar een vergoeding voor.
De klacht over de separatie is niet-ontvankelijk, nu deze nog geen dag heeft geduurd.

3. De beoordeling
Met betrekking tot het verweer dat klagers plaatsing in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught onrechtmatig en in strijd met de redelijkheid en billijkheid is en dat derhalve ook de drie in de onderhavige zaak betwiste maatregelen, als
gevolg van klagers plaatsing in Vught, als onrechtmatig moeten worden gekwalificeerd, overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager heeft, naast de onderhavige zaak, beroep ingesteld tegen zijn overplaatsing naar de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught en het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat bij beslissing van 2 december 2013
(13/2192/TB-tussenbeslissing) de behandeling van dat beroep is aangehouden in afwachting van het nadere onderzoek naar de behandelmogelijkheden van klager en het daaropvolgende advies van de LAP. De beroepscommissie kan dan ook in de onderhavige zaak
over klagers plaatsing in de longstayvoorziening te Vught geen uitspraak doen. Wel merkt zij op dat de eventuele strijdigheid (van die beslissing) met het recht of met de redelijkheid en billijkheid niet zonder meer meebrengt dat de ten deze betwiste
maatregelen eveneens die kwalificatie verdienen. De beroepscommissie heeft terzake een zelfstandige beoordeling uit te voeren.

Ten aanzien van a:
Uit de stukken blijkt dat aan klager in 2010 de status extreem vlucht- en/of beheersgevaarlijk (EVBG-status) is toegekend. Het hoofd van de inrichting heeft op grond van artikel 32 Bvt bepaald dat klager op de afdeling voor intensieve zorg dient te
worden geplaatst in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Uit de verstrekte inlichtingen is gebleken dat klager op die afdeling is opgenomen, omdat hij tijdens zijn eerder verblijf in andere tbs-inrichtingen meermalen
verbaal en fysiek zeer agressief is geweest en dat hij in de vorige inrichting vanwege dreigend agressief gedrag door vier beveiligers begeleid moest worden en niet in contact kon komen met medepatiënten. Bij klagers overplaatsing naar de
Pompestichting zijn de door de vorige inrichtingen opgestelde rapporten meegestuurd, in welke rapporten de Pompestichting reden kon zien tot plaatsing van klager op de afdeling voor intensieve zorg. Van de Pompestichting kon niet gevergd worden die
rapporten te negeren, noch de juistheid van de in die inrichtingen getroffen maatregelen te beoordelen, daar zij niet op die korte termijn uit eigen onderzoek over gegevens kon beschikken die nodig waren voor de te nemen beslissing. Klagers
beheersproblematiek leverde onverantwoord grote veiligheidsrisico’s op waardoor plaatsing op een reguliere afdeling niet mogelijk was. De omstandigheid dat de onderhavige afdeling voor intensieve zorg is gelegen in een longstayvoorziening, terwijl
klager (thans) geen longstaystatus heeft, kan de Pompestichting evenmin worden tegengeworpen. De beslissing van de Staatssecretaris tot overplaatsing van klager naar een longstayvoorziening van de Pompestichting plaatste de inrichting immers voor een
voldongen feit, nu plaatsing van klager op een andere afdeling niet tot de mogelijkheden behoorde. De Staatssecretaris moet zich daarvan bewust zijn geweest.
Het voorgaande brengt mee dat de beslissing klager op een afdeling voor intensieve zorg te plaatsen naar het oordeel van de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk is. Zij zal het beroep in zoverre ongegrond verklaren.

Ten aanzien van b:
Nu de separatie van klager niet een gehele dag heeft geduurd, is hij ingevolge het bepaalde in artikel 57, tweede lid, Bvt niet-ontvankelijk in zijn klacht onder b.

Ten aanzien van c:
Op grond van artikel 32, derde lid, Bvt heeft een verpleegde die op een afdeling voor intensieve zorg verblijft, in beginsel het recht ten minste twee maal een half uur per dag samen met een of meer verpleegden door te brengen. Aan klager is de
maatregel van afzondering op 10 juli 2013 opgelegd vanwege de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting.
De nadere toelichting op die beslissing luidt, onder meer: “Omdat uw psychische conditie niet goed in te schatten is en u een verleden heeft waarin veelvuldig verbale en fysieke agressieve incidenten zijn voorgekomen, wordt het risico op agressief
gedrag ernstig verhoogd geacht. De kliniek kan u hierdoor niet dagelijks het wettelijk bepaalde minimum contact van tweemaal een half uur met medeverpleegden bieden, waardoor er sprake is van afzondering. Door u een prikkelarme en gecontroleerde
beveiligde omgeving op uw kamer te bieden, waarbij geen contact met medepatiënten mogelijk is, wordt het risico op agressief gedrag verkleind.”

De inrichting heeft ter zitting toegelicht dat de oorspronkelijke vierpersoonsbegeleiding door beveiligingspersoneel van klager in FPC Van Mesdag inmiddels is teruggebracht naar een tweepersoonsbegeleiding. Het gaat niet om beveiligingspersoneel, maar
om zorginhoudelijke begeleiding. Voorts kookt klager nu tweemaal per week en hij krijgt daar een vergoeding voor.
De beroepscommissie overweegt dat ten aanzien van klager sprake is van een complexe en bijzondere situatie. Tot nog toe is het niet mogelijk gebleken, gezien de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van klager en het hoge risico op agressie, klagers
gedrag voldoende beheersbaar te maken.
Gezien het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat de Pompestichting zich ervoor zal moeten (blijven) inspannen het verblijf van klager aan zo weinig mogelijk beperkingen onderhevig te doen zijn, in welk verband de wijziging van de vierpersoonsbeveiliging
in een tweepersoonsbegeleiding als een eerste stap in de goede richting kan worden beschouwd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien de klachten onder a. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de klacht onder b. en verklaart klager niet-ontvankelijk in die klacht.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven