Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0076/GA, 20 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/76/GA

betreft: [klager] datum: 20 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en zijn raadsman mr. E. Kok.
De directeur van de p.i. Nieuwegein is zonder bericht niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van 23 september 2013 om de met klager gesloten ‘overeenkomst hele dagen werken’ te beëindigen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 19 september 2013 is aan klager een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen cel opgelegd. Klager heeft deze straf
geaccepteerd. De directeur heeft echter tevens besloten om de met klager gesloten ‘overeenkomst hele dagen werken’ te beëindigen. Met deze beslissing kan klager zich niet verenigen. Primair stelt hij zich op het standpunt dat de beëindiging van de
overeenkomst een disciplinaire straf is. De beëindiging van de overeenkomst is een direct gevolg van het overtreden van een regel door klager. Het doel van de beëindiging van de overeenkomst is bestraffing en afschrikking en derhalve kan deze
beslissing, mede gelet op de jurisprudentie van het EHRM, niet anders worden aangemerkt dan als een straf. Een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan arbeid, voor de duur van twintig uur per week, mag niet langer duren dan veertien dagen.
Het argument van de directeur dat geen sprake is van een straf omdat met de beëindiging van de overeenkomst geen recht van klager is geschonden, is onjuist. Klager heeft op grond van de overeenkomst recht om veertig uur per week te werken. Met de
beëindiging van die overeenkomst zijn klagers rechten wel degelijk beperkt. Subsidiair stelt klager zich op het standpunt dat de beëindiging van de overeenkomst disproportioneel en onredelijk is. In de arbeidsovereenkomst staat dat de overeenkomst
‘kan’
worden beëindigd indien een gedetineerde disciplinair wordt gestraft. Dit betekent dat een belangenafweging moet plaatsvinden alvorens wordt beslist tot het beëindigen van de overeenkomst. Klager heeft een groot belang bij het ongestoord voortzetten
van
de overeenkomst. Immers, hem is een levenslange gevangenisstraf opgelegd en hij krijgt geen geld van ‘buiten’. De directeur heeft hier geen, althans een onvoldoende zwaarwegend, belang tegenover gesteld. Van een belangenafweging is niet gebleken. Als
de
beëindiging moet worden gezien als een straf, dan is de bestraffing disproportioneel daar klager reeds de gebruikelijke straf van drie dagen heeft ondergaan. Als geen sprake is van een straf, is het belang van de directeur bij beëindiging onduidelijk.
Immers, met het voortzetten van het werk komt de veiligheid noch een ander belang in gevaar. De overeenkomst is niet beëindigd vanwege klagers gedrag op het werk. Klager heeft altijd uitstekend werk geleverd, hetgeen blijkt uit de rapportages van de
inrichting. Bovendien is het contract van andere gedetineerden die (soms meermaals) een disciplinaire straf hebben gekregen niet beëindigd. Overigens heeft klager anderhalve maand geleden een nieuw verzoek ingediend om weer hele dagen te mogen werken,
maar dit verzoek is genegeerd. Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie wordt verzocht te bevelen dat de directeur klager weer in staat stelt gedurende veertig uur per week te werken.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het beëindigen van de ‘overeenkomst hele dagen werken’ geen disciplinaire straf is, maar het beëindigen van een contractuele overeenkomst. Dat klager dit anders zal hebben ervaren, doet daaraan niet af. Het
primaire standpunt van klager kan derhalve niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden.

Vast staat dat klager op 19 september 2013 een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel is opgelegd. In de met klager gesloten ‘overeenkomst hele dagen werken’ staat – voor zover hier van belang – het
volgende: “Het afdelingspersoneel kan beslissen de overeenkomst te beëindigen. Redenen hiertoe kunnen zijn: [...] U krijgt door eigen toedoen een disciplinaire straf of maatregel opgelegd”.
Het gebruik van de woorden ‘kan’ en ‘kunnen’ impliceert dat door of namens de directeur een belangenafweging moet worden gemaakt alvorens wordt beslist tot het al dan niet beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Naar het oordeel van de beroepscommissie
is niet gebleken dat een belangenafweging aan de beslissing tot beëindiging van klagers arbeidsovereenkomst ten grondslag heeft gelegen. De bestreden beslissing is daardoor onvoldoende gemotiveerd. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep
gegrond
verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing van de directeur vernietigen en de directeur opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen
binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op met inachtneming van deze uitspraak een
nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven