Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4198/GA, 19 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 13/4198/GA

betreft: [klager] datum: 19 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag,

gericht tegen een uitspraak van 18 november 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zwaag.
Klager, die zich heeft onttrokken aan detentie, is niet ter zitting van de beroepscommissie verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de stelling dat klagers sportschoenen uit zijn cel zijn ontvreemd terwijl hij met verlof was (2013/253).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is van 13 tot 15 augustus 2013 met verlof geweest. Tijdens dit verlof heeft een medegedetineerde twee winkelboxen die aan klager toebehoorden
gestolen. De inhoud van deze winkelboxen is door de directeur vergoed. Desgevraagd heeft de directeur geantwoord dat deze winkelboxen niet op klagers cel stonden, maar op de afdeling. Waarschijnlijk zijn de boxen gestolen op het moment dat er geen
personeel aanwezig was op de afdeling. Drie dagen na terugkomst van het verlof heeft klager zich erover beklaagd dat diezelfde medegedetineerde ook zijn sportschoenen uit klagers cel heeft gestolen. Het personeel heeft naar aanleiding van die klacht
navraag gedaan bij de betreffende medegedetineerde. Die medegedetineerde heeft aan het personeel sportschoenen laten zien en meegedeeld dat hij deze van klager heeft overgenomen voor een bedrag van € 60,=. Dit bedrag had hij voldaan in de vorm van shag
en belkaarten. Toen het personeel klager met dit verhaal confronteerde, brak klager het gesprek onmiddellijk af. Dit wekte bevreemding, omdat klager doorgaans de discussie niet schuwt. De directeur twijfelt ernstig aan de juistheid van klagers
stelling.
Desgevraagd heeft de directeur geantwoord dat gedurende de periode dat een gedetineerde met verlof is, de deur van zijn cel altijd op slot is. Dit was ook tijdens klagers verlof het geval. Gedetineerden kunnen het celluikje in de deur niet van buiten
openmaken. Dat kan alleen met behulp van een sleutel.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De uitspraak van de beklagrechter – meer in het bijzonder de eerste volzin van de tweede alinea en de tweede volzin van de derde alinea (overwegingen inzake de klacht met kenmerk 2013/253) – is naar de opvatting van de beroepscommissie innerlijk
tegenstrijdig en om die reden onbegrijpelijk. Reeds om deze reden kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand blijven.

Voorts acht de beroepscommissie, in aanmerking genomen hetgeen de directeur ter zitting heeft betoogd, niet aannemelijk dat klagers sportschoenen daadwerkelijk uit zijn cel zijn gestolen.

Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 19 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven