Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0139/GV, 23 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/139/GV

betreft: [klager] datum: 23 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.R.F. Esbir Wildeman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 januari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft tot twee keer toe een verzoek gedaan voor strafonderbreking om zijn moeder te helpen en om bij zijn terminale vader te zijn gedurende de laatste moeilijke dagen voor het overlijden van zijn
vader. Hierop is nooit een beslissing genomen. Zondagmorgen 19 januari 2014 is zijn vader toch onverwacht overleden. In alle spoed heeft klager verzocht om strafonderbreking. De reden voor de afwijzing lijkt erin gelegen te zijn, dat onvoldoende is
onderbouwd waarom klager 10 dagen strafonderbreking nodig heeft. In alle emoties en hectiek heeft klager geen keurig onderbouwd verzoek gedaan. Hij wilde naar zijn vader en moeder. Klager wil enkele dagen strafonderbreking, omdat er op financieel
gebied
een aantal zaken geregeld moeten worden, die niet door de moeder of broer geregeld kunnen worden. Bovendien is de moeder van klager niet in staat om een en ander te regelen gezien haar grote verlies. De broer van klager is vanwege zijn eigen
persoonlijke situatie niet in staat om de gewenste noodzakelijke bijstand te verlenen. Er zal een en ander met een notaris geregeld moeten worden en dat gaat, zonder afbreuk des persoons, boven de pet van de broer van klager. Voor de moeder is het op
dit moment ook allemaal even te veel. Klager is nu thuis hard nodig. Hoewel is verzocht om 10 dagen, zou het voor klager en zijn familie al helpen als hij drie tot vijf dagen buiten kan zijn. Klager is bereid alle medewerking te verlenen, ook als dat
inhoudt het dragen van een enkelband. De uitvaart vindt plaats op vrijdag 24 januari 2014 en de condoleance op donderdag 23 januari 2014.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen, maar hem is wel begeleid incidenteel verlof toegestaan. Klager is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Hij heeft nog
een openstaande zaak wegens huiselijk geweld. De pleegdatum hiervan is 15 juli 2013. Het is nog niet bekend wanneer deze zaak zal dienen. Klagers vader was al geruime tijd terminaal ziek. In verband daarmee heeft klager onder begeleiding afscheid mogen
nemen van zijn vader op 28 december 2013. De aanvraag voor strafonderbreking voor 10 dagen is afgewezen gelet op de einddatum van de detentie, de nog openstaande zaak en het (telefonisch verkregen) negatief advies van het Openbaar Ministerie. De
noodzaak van klagers persoonlijke aanwezigheid bij het regelen van de begrafenis is niet aangetoond. Aan klagers stelling dat er geen reden is om aan te nemen dat klager zich zal onttrekken aan zijn detentie en dat er geen sprake is van recidivegevaar
ontbreekt een gemotiveerde onderbouwing. Ook de stelling dat de moeder en de broer niet in staat zijn zaken af te wikkelen of de begrafenis te regelen zonder aanwezigheid van klager is niet onderbouwd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de penitentiaire inrichtingen Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft volgens de Staatssecretaris telefonisch negatief geadviseerd. De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 november 2015.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Klagers vader is recent overleden. Klager wenst zijn moeder en broer bij te staan voor het regelen van enkele zaken. De beroepscommissie is van oordeel dat klager onvoldoende heeft toegelicht welke zaken dit zijn en daarbij de noodzaak voor
strafonderbreking onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat aan klager incidenteel verlof onder begeleiding zal worden verleend om afscheid van zijn overleden vader te kunnen nemen. Derhalve kan de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven