nummer: 13/4181/GA
betreft: [klager] datum: 18 maart 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.G. Wolffs, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 13 december 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichtingin de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het in de verblijfsruimte aantreffen van contrabande, waarmee fraude kan worden gepleegd bij
een urinecontrole.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager handhaaft zijn stelling dat hij niet wist dat de contrabande, een flesje naar urine ruikende vloeistof, in de afvalbak in zijn verblijfsruimte lag. Klager is van mening dat het enkele voornemen om een urinecontrole te beïnvloeden niet
strafwaardig is. Klager is daarom van mening dat hem ten onrechte de onderhavige disciplinaire straf is opgelegd.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij aangegeven dat het aantreffen van flesje met een sterk naar urine ruikende vloeistof en een urinecontrolebekertje wijzen op mogelijke fraude bij een urinecontrole.
Daarnaast geldt dat schone urine verhandeld kan worden. Klager heeft daarom de volgens het landelijk geldende Drugsontmoedigingsbeleid bij die verdenking behorende disciplinaire straf opgelegd gekregen. Voorts geldt dat klager verantwoordelijk is voor
de voorwerpen die in zijn cel worden aangetroffen en dus ook voor de contrabande (het urinecontrolebekertje).
3. De beoordeling
Vast staat dat in klagers verblijfsruimte een urinecontrolebekertje is aangetroffen alsmede een flesje, inhoudende een sterk naar urine ruikende vloeistof.
Niet is weersproken dat de urinecontrolebeker als contrabande kan worden aangemerkt. De in klagers verblijfsruimte aangetroffen fles met urine kan niet als contrabande worden aangemerkt. Daarvoor ontbreekt iedere grondslag.
Het aantreffen van de als contrabande aan te merken beker kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige rechtvaardigen. De beroepscommissie houdt daarbij rekening met het
gelijktijdig aantreffen van een flesje met een naar urine geurende inhoud, waardoor de verdenking kon rijzen dat deze voorwerpen bedoeld waren voor het plegen van fraude bij een urinecontrole. De omstandigheid dat het enkele voornemen tot fraude bij
een
urinecontrole op zich geen strafwaardig handelen is, maakt dit oordeel niet anders.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op
secretaris voorzitter