Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0388/GV, 13 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/388/GV

betreft: [klager] datum: 13 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mevrouw mr. S.G.E. Koumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 februari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De afwijzing van onderhavig verlofverzoek is gebaseerd op dezelfde gronden als het vorige verlofverzoek van klager. Het is niet mogelijk om tweemaal op basis van de argumenten een verlofverzoek af te
wijzen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft ernstig misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen toen aan hem schorsing werd verleend. Dit blijft bestaan gedurende de gehele periode dat klager in
detentie verblijft en kan om die reden meermaals aan hem worden tegengeworpen. Klager zal in het laatste stadium van zijn detentie in de gelegenheid worden gesteld om met verlof te gaan teneinde zaken te kunnen regelen voor hij met ontslag gaat.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de inrichting te Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hij is van oordeel dat het verzochte verlof, mede gelet op het politieadvies, te vroeg is.
Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening aan klager.
De politie adviseert negatief gelet op klagers eerdere onttrekking tijdens zijn schorsing en het gepleegde verzet bij zijn aanhouding.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, wegens mensenhandel. Aansluitend dient hij eventueel de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf van vier maanden en een vervangende hechtenis op grond van de
wet Terwee van zeven dagen te ondergaan. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 11 juli 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en
veiligheid in de samenleving. Naarmate de einddatum van klagers detentie nadert, dient het belang van klager bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij steeds zwaarder te wegen.
Klager heeft zich onttrokken aan zijn detentie en heeft bij zijn aanhouding een valse naam opgegeven en verzet gepleegd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid thans nog een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat
deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt.
De in het bestreden besluit opgenomen overweging dat klager eerst gedurende de laatste maand van zijn detentie in de gelegenheid zal worden gesteld met verlof te gaan kan, gelet op bovengenoemde belangenafweging, geen stand houden. De Staatssecretaris
zal telkens een nieuwe belangenafweging moeten maken waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden die op dat moment gelden.

Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van klagers verlofaanvraag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 13 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven