Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4256/GB, 13 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/4256/GB

Betreft: [klager] datum: 13 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 december 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem of de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 juli 2013 in Nederland gedetineerd. Hij verblijft in de p.i. Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot overplaatsing dient als een nieuw verzoek tot overplaatsing opgevat te worden. Op klagers eerder ingediende beroepschrift is op 10 december 2013 door de beroepscommissie uitspraak gedaan. In de bestreden beslissing is blijk gegeven
van onverschilligheid aangezien de beslissing is gebaseerd op een onjuiste veronderstelling en er verzaakt is om de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van klager te toetsen. Wanneer klager wel dezelfde feiten en omstandigheden had aangevoerd, heeft
de selectiefunctionaris een rechtsplicht om het verzoek van klager op een prudente wijze in behandeling te nemen. Klager blijft al een lange periode verstoken van bezoek en ontkent bezoek van familie ontvangen te hebben. Na zijn detentie wil klager in
Arnhem gaan wonen. De reclassering heeft een ambulante behandeling geadviseerd, welke klager in Arnhem gaat volgen. Voor zijn advocaat is het eveneens bezwaarlijk hem regelmatig te bezoeken. Klagers detentie mag niet onnodig bezwarend zijn en zijn
lichamelijke en geestelijke gezondheid hebben te lijden onder de genomen maatregelen. Klager stelt dat zijn gedrag in de inrichting goed is en dat hij meewerkt met de reclassering. Klager heeft een gesprek gehad met een medewerkster van de
reclassering.
Klager verzoekt om te worden gehoord en verzoekt om een veroordeling in de proceskosten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft op 11 september 2013 verzocht om overgeplaatst te worden naar de gevangenis van de p.i. Arnhem of de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutpen. De beroepscommissie heeft het beroep van klager tegen de afwijzing van zijn verzoek tot
overplaatsing op 10 december 2013 ongegrond verklaard. Op 16 december 2013 heeft klager een nieuw overplaatsingsverzoek ingediend. Ten opzichte van klagers eerste overplaatsingsverzoek is er geen sprake van een verandering of een verbetering in klagers
gedrag. Klager weigert mee te werken met de reclassering voor het opstellen van een plan van aanpak. Daarnaast wenst klager niet mee te werken aan de ArVa-training omdat hij arbeidsongeschikt stelt te zijn. Er zijn geen medische gronden of een
verklaring van de psycholoog die een horizontale overplaatsing motiveren. Klager blijft niet verstoken van bezoek. Wanneer een verzoekschrift is afgewezen kan, op grond van artikel 18, vierde lid, van de Pbw, na zes maanden een nieuw verzoek tot
overplaatsing worden ingediend. Klager heeft echter binnen zes maanden met verwijzing naar dezelfde gronden een nieuw verzoek ingediend.

4. De beoordeling
Klager heeft verzocht om te worden gehoord. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen strekkende tot overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling. Artikel 18, vierde
lid, van de Pbw houdt in dat indien het verzoekschrift is afgewezen, de gedetineerde zes maanden na die afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift kan indienen. Uit de stukken blijkt dat klager reeds eerder een soortgelijk verzoek heeft ingediend,
welk verzoek de selectiefunctionaris op 16 september 2013 heeft afgewezen. Het hiertegen door klager ingestelde beroepschrift is bij uitspraak van 10 december 2013 met kenmerk 13/3256/GB door de beroepscommissie ongegrond verklaard. Volgens artikel 18
van de Pbw kan klager eerst op 16 maart 2014 opnieuw een verzoek tot overplaatsing indienen. Nu klager zijn verzoek op 16 december 2013 heeft ingediend en niet gebleken is dat er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, komt de beroepscommissie tot het
oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris niet onredelijk en onbillijk is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede en naar aanleiding van klagers verzoek de selectiefunctionaris te veroordelen in de proceskosten overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 13 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven