Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3759/JB, 10 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3759/JB

Betreft: [klager] datum: 10 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.C. Peterse, namens

[...], geboren op 22 oktober 1991, verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 8 november 2013 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 januari 2014, gehouden in de j.j.i. Teylingereind te Sassenheim, zijn gehoord klagers raadsvrouw voornoemd, en namens de selectiefunctionaris [...], medewerker juridische zaken en [...], senior
selectiefunctionaris.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager van 27 september 2013 tot overplaatsing naar een justitiële jeugdinrichting (hierna j.j.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 5 maart 2009 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. Klager verblijft sedert 4 februari 2013 in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC)
Veldzicht te Balkbrug.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager verblijft in het kader van zijn p.i.j.-maatregel in het FPC. Bij beschikking van 5 september 2013 heeft het gerechtshof Arnhem de verlenging van de p.i.j.-maatregel van klager met een jaar noodzakelijk geacht en aangegeven dat deze verlenging
kan
worden gebruikt om - zo nodig met inschakeling van derden - het gestagneerde resocialisatieproces op gang te brengen. Klager heeft geen enkel vertrouwen in een resocialisatieproces vanuit het FPC. Hij verblijft hier sinds 4 februari 2013 op de
intensive
care unit. Sinds 6 maart 2013 verblijft hij vrijwel onafgebroken op een kamerplaatsing. Behandeling en resocialisatie komen niet van de grond.
Klager heeft geen vertrouwen in zijn behandelaars vanwege incidenten die in de eerste maanden zijn voorgevallen. Daarbij is Balkbrug ver van zijn eigen woonplaats Den Haag. Voorts komt een resocialisatie vanuit een j.j.i. onder het regime van de Bjj
sneller tot stand dan vanuit een FPC onder het regime van de Bvt. Klager rest nog een korte tijd onder de huidige p.i.j.-maatregel en klager wil op een goede manier naar buiten.
Ter zitting is daar nog aan toegevoegd dat een p.i.j.-maatregel juist is gericht op resocialisatie. In het FPC is een impasse ontstaan. Klager wil niet meewerken en niet behandeld worden. Wel wil hij op een normale manier naar buiten. De j.j.i.’s
willen
klager niet omdat de situatie ongewijzigd zou zijn. Dit is niet zo. Dat klagers traject niet goed verliep is niet alleen door zijn toedoen. Hij is nu ouder en ook volwassener. Er moet een duidelijk plan komen, waarin ook de consequenties van niet
nakomen beschreven zijn. Klager verblijft nog steeds 23 uur per etmaal op zijn kamer.
Het lijkt alsof er door de verscheidene instanties steeds naar elkaar verwezen wordt in plaats van dat men met elkaar in overleg gaat om afspraken te maken. Een FPC in de buurt van Den Haag zou al beter zijn. Er moet nu concreet gehandeld worden.

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De directeur van het FPC heeft op 3 oktober 2013 bericht dat klager zich niet open stelt voor behandeling. Een resocialisatieproces zal vanuit het FPC moeilijk tot stand komen. Een overplaatsing naar een andere setting, onder voorwaarde van
terugplaatsing bij schending van de voorwaarden, is wellicht de moeite waard.
Het landelijk Casus Overleg Jeugd heeft op 25 oktober 2013 aangegeven dat het niet mogelijk is klager binnen een j.j.i. op te nemen en behandeling te bieden nu de situatie onveranderd is. De mogelijkheden binnen de j.j.i. zijn uitgeput.
Het casusoverleg van 30 oktober 2013 gaf aan dat (terug)plaatsing naar een j.j.j. geen reële optie meer is, omdat de behandelmogelijkheden uitgeput zijn.
Met betrekking tot een mogelijke overplaatsing naar een andere instelling, meer in de buurt van Den Haag in het kader van het resocialisatietraject is het van belang dat klager hierbij ook positieve stappen onderneemt en dat hij zich open stelt voor
behandeling. Afgesproken is om een oriënterend onderzoek te verrichten voor een mogelijke overplaatsing naar een vervolgsetting. Naar aanleiding van het casusoverleg heeft het FPC aangegeven een aanvullend advies op te stellen. Hieruit volgt dat er
voor
een overplaatsing naar een andere setting aan de orde is er een plan moeten worden opgesteld waar klager zich aan wil en kan conformeren.
In de beslissing van het Gerechtshof wordt verwezen naar het belang van de resocialisatie, maar wordt eveneens opgemerkt dat het traject is gestagneerd door toedoen van klager. Er wordt van klager, met inachtneming van de beperkingen die zijn
pathologie
hem hierbij oplegt, ook een eigen verantwoordelijkheid verwacht.
Een plaatsing in een j.j.i. is uitgesloten. Er zal een oriënterend onderzoek plaatsvinden naar mogelijke andere instellingen waar klager in de toekomst verder zal kunnen werken aan zijn traject. Dit is echter pas aan de orde nadat hij in het FPC is
begonnen met een positieve verandering in zijn houding en gedrag.
Ter zitting is hier nog aan toegevoegd dat klager van meet af aan medewerking heeft geweigerd. In dat opzicht is er geen verandering in de behandelsituatie. Hij heeft in verscheidene j.j.i.’s verbleven en veel correctieplaatsingen en overplaatsingen
ondergaan. Er is veel energie gestoken in het aanbieden van behandelingen en mogelijkheden tot resocialisatie. In 2012 bleken de inspanningen niet voldoende vruchten afgeworpen te hebben. In overleg is besloten tot overplaatsing naar het FPC Veldzicht,
tegen welke beslissing klager geen beroep heeft ingesteld.
Resocialisatie vanuit een j.j.i. is geen optie, wel wordt gekeken naar andere mogelijkheden in de regio Den Haag. Hiermee is in december 2013 gestart.

4. De beoordeling
Het gerechtshof Arnhem heeft op 12 maart 2012 de p.i.j.-maatregel van klager met een jaar verlengd en daarbij overwogen dat, gelet op de leeftijd van klager, het feit dat hij binnen reguliere j.j.i.’s niet te handhaven is en ook plaatsing op de ITA
vruchteloos is gebleken, het wenselijk geacht wordt klager op grond van artikel 77s, vijfde lid van het Wetboek van Strafrecht en artikel 4, eerste lid onder f van de Bvt zal worden geplaatst in een FPC.
Op 5 september 2013 heeft het Gerechtshof Arnhem de p.i.j.-maatregel andermaal verlengd voor de duur van een jaar en daarbij overwogen dat de verlenging kan worden gebruikt om - zo nodig met inschakeling van derden - het door eigen toedoen van klager
gestagneerde resocialisatieproces weer op gang te brengen.

Niet in geschil is dat klager door eigen toedoen vanuit de j.j.i. uiteindelijk in het FPC terecht is gekomen. In maart 2012 heeft het gerechtshof Arnhem vastgesteld dat klager binnen de reguliere JJI’s niet is te handhaven. Voorts is ook voldoende naar
voren gekomen dat het klager toe te rekenen is dat behandeling en resocialisatie van daaruit niet van de grond komen. Niet is gebleken dat klager zich inspanningen getroost om behandeling wel te doen slagen. Van enige gedragsverandering ten aanzien van
de noodzakelijke behandeling en resocialisatie is ook niet gebleken.
Onder die omstandigheden moet worden geconcludeerd dat de situatie van klager door eigen toedoen ongewijzigd is gebleven en dat klager nog immer niet te handhaven zal zijn binnen een reguliere JJI. Gelet daarop heeft de selectiefunctionaris, die
daartoe
het advies van het LCO heeft gevraagd, kunnen concluderen dat terugplaatsing van klager naar een j.j.i. niet tot de mogelijkheden behoort.
Uit het advies van de directeur van het FPC Veldzicht komt - zakelijk weergegeven - naar voren dat behandeling en resocialisatie niet van de grond komen, maar dat behandeling en resocialisatie niet mogelijk zijn omdat klager contact met het
behandelteam
afhoudt door contact niet aan te gaan of zich dreigend op te stellen. Resocialisatie in Den Haag zal vanuit Balkbrug moeilijker maar niet onmogelijk zijn. Klager zal de eerste stappen vanuit Balkbrug kunnen zetten, waarmee hij kan laten zien zich te
willen inzetten, verantwoordelijkheid te nemen en zich aan afspraken te houden. Een overplaatsing naar een kliniek in de regio van herkomst zou in dat stadium makkelijker georganiseerd kunnen worden. Om de door hem gewenste resocialisatie mogelijk te
maken is het noodzakelijk dat hij in FPC Veldzicht in beweging komt.
Ter zitting is aangegeven dat er inmiddels stappen zijn gezet te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor klager om overgeplaatst te worden naar een instelling in de buurt van Den Haag, maar dat voor een eventuele overplaatsing noodzakelijk is dat
klager zijn verantwoordelijkheid neemt en laat zien dat hij zal meewerken aan een resocialisatieproces.

Gelet op het voorgaande is de beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 10 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven