Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0062/GA, 18 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/62/GA

betreft: [klager] datum: 18 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.A. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 januari 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagcommissie heeft ten onrechte geoordeeld dat de directeur reeds vanwege het vermoeden dat het verlof zal leiden tot
drugsgebruik of een poging tot invoer van contrabande, in redelijkheid de verlofaanvraag heeft kunnen afwijzen. Klager ontkent dat hij ten tijde van de aanvraag meer dan twee keer positief heeft gescoord bij een urinecontrole. Dit blijkt ook niet uit
het dossier. Uitgaande van slechts één positieve score bij een urinecontrole in mei 2013 is weigering van de verlofaanvraag in strijd met het Drugsontmoedigingsbeleid. Voort is klager van mening dat de directeur niet klakkeloos mag afgaan op de door
Justitie en politie verstrekte informatie. Ten aanzien van het risico op slachtofferconfrontatie heeft klager reeds aangegeven dat tegen hem aangifte is gedaan door een toerist die in Engeland woont en voor zover bekend niet in Nederland komt. Voorts
is
de stelling dat het verlofadres dichtbij klagers woonadres is gelegen waar tevens zijn mededaders woonachtig zijn of verblijven onjuist dan wel onbegrijpelijk. Onduidelijk is waarom een verlofadres bij een woonadres onaanvaardbaar is en daarnaast was
in
klagers strafzaak sprake van één medeverdachte en die is vrijgesproken. Voorts is niet gebleken van een eigen belangenafweging van de directeur en is niet gebleken dat het risico op slachtofferconfrontatie niet kan worden ondervangen door het verbinden
van bijzondere voorwaarden aan het verlof. Daartoe verwijst klager naar de uitspraak van de beroepscommissie van 16 december 2013, nr. 13/2771/GA. Klager verzoekt de beroepscommissie te bepalen dat de gemiste verloven mogen worden ingehaald.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers drugsgebruik is één van de redenen geweest voor afwijzing van de verlofaanvraag. Er was sprake van een
aantal drugsgerelateerde disciplinaire straffen. De directeur verwijst daartoe naar een overzicht van aan klager opgelegde disciplinaire straffen. Voorts wijzen het Openbaar Ministerie en de politie in hun adviezen op het gevaar voor verstoring van de
openbare orde, omdat klager meerdere keren is veroordeeld voor strafbare feiten en hij deel uitmaakt van de “Top 600”. Daarnaast bestaat er een risico op confrontatie met het slachtoffer en ontbrak een aanvaardbaar verlofadres.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd wegens gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten, het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers of anderszins
betrokkenen, een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van contrabande en gebleken onbetrouwbaarheid van klager met betrekking tot het nakomen van afspraken. Klager zal binnen detentie
begeleid moeten worden ten einde het recidivegevaar terug te dringen.
De politie heeft negatief geadviseerd omdat klager behoort tot de “Top 600”. Hij heeft in 3 politieregio’s 17 politieantecedenten, waaronder meerdere vermogensdelicten, geweldsdelicten en zedendelicten. In 2012 zijn op de zolder waar klager verbleef
harddrugs aangetroffen. In datzelfde jaar werd hij verdacht van bedreiging/stalking van zijn ex-vriendin te Diemen. Klagers GBA-adres ligt in de directe omgeving van het verlofadres, beide adressen liggen in de wijk Overtoomseveld te Amsterdam. Klager
is gedetineerd in verband met een ernstige zedenzaak en de mededaders zijn in dezelfde wijk woonachtig of verblijven aldaar. De bewoonster van het verlofadres, klagers grootmoeder, is gedurende de verlofperiode op vakantie en kan geen direct toezicht
houden op klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens verkrachting. Klager heeft hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van zijn detentie is gesteld op 29 mei 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Klager heeft algemeen verlof aangevraagd voor de periode van 14 tot 16 augustus 2013. De directeur heeft de aanvraag afgewezen, wegens, onder meer, het ernstige vermoeden dat het verlof zal leiden tot drugsgebruik of een poging tot invoer van
contrabande. Uit de stukken komt naar voren dat klager op 14 mei 2013 disciplinair is gestraft in verband met een positieve score op cannabinoïden bij een urinecontrole. Tevens is klager op 11 juli 2013 – na de beslissing van de directeur, maar voordat
het gevraagde verlof zou hebben plaatsgevonden – disciplinair gestraft in verband met een positieve score op cannabinoïden. Voorts is aan klager op 28 maart 2013 een disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een
strafcel opgelegd wegens de invoer van contrabande gedurende het bezoek, verbale agressie naar het personeel en het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur reeds gelet op voornoemde
omstandigheden, gelet op het drugsontmoedigingsbeleid en gelet op de weigeringsgrond genoemd in artikel 4, onder c. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot afwijzing van de verlofaanvraag. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 18 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven