Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3724/TR, 14 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3724/TR

betreft: [klager] datum: 14 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 5 november 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. W. Anker om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Klagers heeft beroep ingesteld tegen de voorwaarde die aan zijn begeleid verlof is verbonden, namelijk dat dit verlof onder dubbele begeleiding zal plaatsvinden.

Volgens klager kan de voorwaarde worden gezien als een beslissing van de Staatssecretaris waartegen beroep kan worden ingesteld en kan verlof onder begeleiding van één persoon verleend worden overeenkomstig de adviezen van behandelaars en deskundigen.
Er is geen sprake van vluchtgevaar. Namens klager is niet ingegaan op de vraag van de ontvankelijkheid van het beroep.

De Staatssecretaris is van mening dat klager niet ontvankelijk is zijn beroep. Hiertoe is aangegeven dat tegen de aan de verlofmachtiging verbonden voorwaarden geen beroep openstaat bij de beroepscommissie (zie onder meer 12/1632/TR). Voorts is er niet
sprake van een beperking van een wettelijk recht noch houden de aan het verlof verbonden voorwaarden een beperking van een recht in.

De beroepscommissie overweegt dat de Staatssecretaris overeenkomstig het advies van 30 augustus 2013 van het Adviescollege Verloftoetsing TBS (Avt) klager verlof onder begeleiding heeft verleend. Het Avt heeft hierbij het verlofplan verantwoord geacht.
In dit verlofplan is een stappenplan beschreven waarin bij de eerste stap sprake is van begeleide verloven met een beveiligingsmedewerker en een kliniekmedewerker tezamen en in de tweede stap sprake is van begeleide verloven met twee
inrichtingsmedewerkers. Pas in de derde stap, vanaf week 10, wordt na een positieve evaluatie het verlof door één inrichtingsmedewerker begeleid.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing om een specifieke voorwaarde aan een verlofmachtiging te verbinden niet valt onder de reikwijdte van de beroepsmogelijkheden van artikel 69, eerste lid, Bvt. Uit dit artikel volgt uitsluitend de
mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de beslissing van de Staatssecretaris tot intrekking van een reeds verleende verlofmachtiging. Verder is noch in de Bvt noch in andere wet- of regelgeving of verdrag een recht op verlofverlening neergelegd,
zodat ook ten aanzien van specifieke voorwaarden, te verbinden aan te verlenen verlof, niet sprake is van enig recht waarop een inbreuk kan worden gemaakt
De beroepscommissie kan derhalve niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Klager zal daarom niet-ontvankelijk in het beroep worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven