Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0378/GV, 13 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/378/GV

betreft: [klager] datum: 13 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 januari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers moeder is zeer ernstig ziek en stervende en klager wil naar haar toe om haar te verzorgen. Klager vind het onredelijk dat zijn verzoek wordt afgewezen vanwege een openstaande ontnemingsvordering van
€ 41.000,=. Klager stelt geen betalingsregeling te kunnen treffen met het Centraal Justitieel Incassobureau omdat hij geen Nederlands onderdaan is, tenzij hij een aanbetaling van € 10.000,= doet. Klager stelt dat er rechtsongelijkheid bestaat tussen
Nederlandse gedetineerden en buitenlandse gedetineerden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Strafonderbreking in het buitenland kan worden verleend in het geval er sprake is van een levensbedreigende situatie. Het verzorgen van de moeder van klager valt niet aan te
merken als een levensbedreigende situatie. Er bestaat derhalve geen grondslag voor het verlenen van strafonderbreking.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de inrichting in Ter Apel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op het bepaalde in artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (verder: de Regeling).
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd.
De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is ambtshalve bekend met de omstandigheid dat klagers moeder op 4 maart 2014 is overleden. Naar aanleiding daarvan heeft klager een verzoek om strafonderbreking ingediend teneinde de uitvaart van zijn moeder in Servië te kunnen
bijwonen. Bij besluit van 5 maart 2014 heeft de Staatssecretaris dit verzoek van klager afgewezen. Het hiertegen namens klager ingestelde beroep is bij uitspraak van heden, met kenmerk 14/728/GV, ongegrond verklaard.

Gelet op deze feiten oordeelt de beroepscommissie dat klager geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van onderhavige afwijzing tot verlening van strafonderbreking. Klager zal daarom niet-ontvankelijk worden
verklaard in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 13 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven