Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4194/GB, 12 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/4194/GB

Betreft: [klager] datum: 12 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Grilk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 december 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 7 februari 2014 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf in de extra beveiligde inrichting (EBI) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 19 maart 2013 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de p.i. Alphen aan den Rijn. Op 26 juni 2013 is hij geplaatst in de EBI van de p.i. Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat artikel 26, vierde lid, onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) niet in acht is genomen. De schriftelijke gedragsrapportage van de directeur van de p.i. Vught over klager die
ten behoeve van de besluitvorming over de verlenging van zijn verblijf in de EBI dient te worden opgesteld ontbreekt. Op 22 mei 2013 is er informatie van het Gedetineerde Recherche Informatie Punt (GRIP) binnen gekomen waaruit blijkt dat er concrete
plannen zouden bestaan om klager, al dan niet met hulp van buitenaf, te helpen ontsnappen uit het h.v.b. van de p.i. Alphen aan den Rijn. Onvoldoende duidelijk is welke informatie nadien binnen is gekomen waardoor een langer verblijf van klager in de
EBI gerechtvaardigd is. Onvoldoende onderbouwd is dat klager thans nog een vluchtrisico vormt en dat er bij ontvluchting sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico. Blijkens de (nieuwe) informatie van het GRIP zijn er bij een medeverdachte
reepjes papier aangetroffen met daarop handgeschreven teksten en tekeningen. Deze reepjes papier zijn afkomstig van de broer van klagers medeverdachte en duiden erop dat er mogelijk sprake is van het voornemen tot een ontsnappingspoging. Uit het
hierover opgemaakte proces-verbaal van 14 mei 2013 blijkt niet dat er een initiatief is of een concreet plan voor een ontsnappingspoging van klager. Het enkele vermoeden van een ontsnappingspoging van klagers medeverdachte mag niet betekenen dat klager
hier de dupe van wordt. Klager is geenszins van plan om te vluchten. Hij heeft een gezin in Amsterdam en een binding met Nederland. In de bestreden beslissing wordt niet aangegeven waarom niet kan worden volstaan met een andere, qua beperkingen in het
regime, minder vergaande wijze van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Klagers gedrag is binnen de p.i Vught als zeer positief te omschrijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De noodzaak tot verlenging van klagers verblijf in de EBI van de p.i. Vught is aan de orde geweest in de vergadering van de adviescommissie EBI. Uit de beschikbare informatie is onder meer gebleken dat klager gekwalificeerd moet worden als
vluchtgevaarlijk. Uit de informatie van het GRIP van 22 mei 2013 is gebleken dat er concrete plannen bestaan om klager, al dan niet met geweld en hulp van buitenaf, te helpen ontsnappen uit het h.v.b. van de p.i. Alphen aan den Rijn. Deze informatie is
gekwalificeerd als actueel, betrouwbaar en concreet. Uit het rapport van 19 december 2013 blijkt dat klager nog steeds bestempeld wordt als vluchtgevaarlijk. Naar aanleiding van deze informatie is klager met inzet van een helikopter op 12 december 2013
vanuit de rechtbank in Amsterdam teruggebracht naar de EBI in Vught. Wanneer klager ontvlucht is er sprake van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, maatschappelijke onrust en van een geschokte rechtsorde.

4. De beoordeling
4.1. De EBI van de p.i. Vught is een inrichting – h.v.b. en gevangenis – voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die: a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor
ernstige
geweldsdelicten, of b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in de EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in de EBI elke zes maanden daarna.

4.4. Klager bevindt zich in voorlopige hechtenis, omdat hij verdacht wordt van moord, meermaals gepleegd en overtreding van de wet Wapens en Munitie. Klagers zaak is uitvoerig in de media belicht. Klager wordt ervan verdacht betrokken te zijn
geweest
bij een schietpartij in Amsterdam waar twee mensen in een auto zijn doodgeschoten en er geschoten is op twee uit die betreffende auto vluchtende mannen. De daders zijn gevlucht in een tweetal auto’s waarop de achtervolging is ingezet door toegesnelde
politie. Ook hierbij werd er op de achtervolgende motoragenten geschoten. Uit de informatie van het GRIP van 28 mei 2013 komt naar voren dat er aanwijzingen zijn dat klager, al dan niet met hulp van buitenaf en met geweld, zal proberen te ontvluchten.
De officier van justitie van het Landelijk Parket heeft de informatie in het GRIP-rapport van 28 mei 2013 op 13 juni 2013 beoordeeld als “actueel, concreet en betrouwbaar”. Op 19 december 2013 heeft het GRIP geadviseerd klagers verblijf in de EBI te
verlengen omdat klager thans nog vluchtgevaarlijk wordt geacht. In de jaszak van één van de medeverdachten uit klagers strafzaak zijn briefjes aangetroffen met handgeschreven teksten en tekeningen. Er is mogelijk sprake van het voornemen tot het
ondernemen van een ontsnappingspoging van ook in detentie verblijvende medeverdachten uit klagers strafzaak en de bevrijding van klager. Op 14 november 2013 is klagers broer door de politie aangehouden samen met twee andere personen. Wat zij van plan
waren is niet duidelijk. Zij waren in het bezit van automatische vuurwapens. Gelet op de betrouwbaarheid en actualiteit van het GRIP-rapport van 19 december 2013 en de ernst van de delicten waar klager van verdacht wordt, concludeert de
beroepscommissie
dat klager voldoet aan het in artikel 26, vijfde lid, onder b en d van de Regeling vermelde criterium. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot verlenging van de
plaatsing van klager op de EBI, nu aannemelijk is dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 12 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven