Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3741/GA, 10 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 13/3741/GA

betreft: [klager] datum: 10 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 oktober 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij penitentiaire inrichtingen Nieuwegein (p.i.),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afschrijving van € 150,= van klagers rekening in verband met een bevestigingsonderzoek.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager dient ontvankelijk te worden verklaard omdat hij pas op 7 juni 2013 kennisgenomen heeft van het feit dat een bevestigingsonderzoek had
plaatsgevonden en dat daarvoor € 150,= van zijn rekening was afgeschreven. In eerste instantie heeft klager aangegeven wel een bevestigingsonderzoek te wensen. Toen hij begreep dat dit € 150,= zou kosten, is hij hiermee niet akkoord gegaan. Klager
heeft
het aanbod niet aanvaard en geen schriftelijk verzoek om een bevestigingsonderzoek gedaan.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klager pas op 7 juni 2013 kennis heeft genomen dat er een bevestigingsonderzoek had plaatsgevonden, dat hiervoor € 150,= van zijn rekening was afgeschreven en dat klager terstond beklag heeft ingediend.
De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beroep.
Zowel uit artikel 7, derde lid van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen als uit artikel 6.3 van de huisregels van de p.i. Nieuwegein volgt dat een verzoek om een bevestigingsonderzoek schriftelijk moet worden ingediend bij de directeur.
De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klager in eerste instantie mondeling te kennen heeft gegeven dat hij een bevestigingsonderzoek wenste maar in verband met de kosten hiermee niet akkoord is gegaan. Nu niet is gebleken van een
schriftelijk verzoek van de zijde van klager, is de beroepscommissie van oordeel dat er ten onrechte een bevestigingsonderzoek is uitgevoerd en € 150,= van de rekening van klager is afgeschreven. De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de
beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Nu de schade die klager heeft ondervonden eenvoudig is te begroten, zal de beroepscommissie de schadevergoedingsaspecten betrekken bij de bepaling van de hoogte van een tegemoetkoming. De
beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 150,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 150,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 10 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven