Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3905/GA, 3 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3905/GA

betreft: [klager] datum: 3 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Skála, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 16 en 17 januari 2014 zijn nadere reacties van
de
directeur en klagers raadsman ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het assortiment in de inrichtingswinkel en de hoge prijzen van de producten.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De behandeling van de klacht door de beklagrechter heeft langer geduurd dan in de Pbw is toegestaan. Klager is ten onrechte niet door de beklagrechter
gehoord, waardoor hij niet heeft kunnen aantonen dat hij geen misbruik maakt van het beklagrecht en om zijn klacht nader te onderbouwen. Klagers klacht is wel degelijk aan te merken als een beslissing van de directeur. Het is de taak van de directeur
om
er zorg voor te dragen dat alle benodigde producten in de inrichtingswinkel verkrijgbaar zijn tegen een fatsoenlijke prijs. De winkelier is een personeelslid van de inrichting en valt daarom onder de verantwoordelijkheid van de directeur. Dit brengt
mee
dat de directeur ervoor dient zorg te dragen dat het personeelslid zijn werk als winkelier correct uitvoert. De directeur heeft niet aan zijn zorgplicht voldaan.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht. Gezien de grote hoeveelheid klachten van klager en het belang van een correcte afhandeling was het niet mogelijk prompt op de klachten te
reageren. Er is geen reden de klacht gegrond te verklaren. Klager heeft gesproken met zowel de maandcommissaris als de voorzitter van de beklagcommissie. Voorts is hij gehoord door zijn mentor en het afdelingshoofd. Klager heeft bij de maandcommissaris
aangegeven dat zijn klachtenlawine moet worden gezien als een protestactie tegen zijn behandeling. Dit blijkt ook uit een notitie van de maandcommissaris. Misbruik van beklagrecht moet worden aangenomen op grond van het feit dat klager vele
ongefundeerde klachten heeft ingediend. Klager had redelijkerwijs kunnen weten dat op grond van artikel 61, derde lid, van de Pbw de klacht zo nauwkeurig mogelijk moet worden vermeld. De wijze waarop producten geprijsd zijn en verkregen worden geldt
voor alle gedetineerden. Er is sprake van algemeen beleid en geen beslissing van de directeur.

3. De beoordeling
De Pbw verbindt geen gevolgen aan de overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Pbw voor het doen van een uitspraak op het beklag door de beklagrechter. Tevens biedt artikel 64, eerste lid, van de Pbw de beklagrechter
de
mogelijkheid aanstonds en dus zonder een mondelinge behandeling van de klacht op het beklag te beslissen. Klagers stellingen hieromtrent kunnen derhalve niet tot gegrondheid van het beroep leiden.

Uit de inlichtingen van de directie maakt de beroepscommissie op dat de leverancier van de inrichtingswinkel Alwica Penitentiaire Shops is. Gelet op de bijzondere aard van deze winkel is het niet geheel onbegrijpelijk dat andere prijzen worden
gehanteerd dan in winkels die in vrijheid kunnen worden bezocht. De klacht van klager dat de winkel misbruik maakt van zijn positie door torenhoge en onbillijke prijzen te vragen voor de producten, is in te algemene bewoordingen gesteld. Klager kan
derhalve niet worden ontvangen in dit onderdeel van zijn beklag.

In de huisregels van de p.i. Veenhuizen (Bijlage V: Regelgeving winkel p.i. Veenhuizen) is bepaald dat de winkelvoorziening valt onder de verantwoordelijkheid van de directie. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn klachten over het assortiment
van de winkelvoorziening. Voor de beoordeling van deze klachten is van belang dat regelmatig met de Gedeco zal worden gesproken over de winkelvoorziening. De Gedeco is het enige aanspreekpunt vanuit de organisatie.
Klagers klacht over het scheerschuim treft geen doel. Indien klager de kwaliteit van het geleverde product niet acceptabel acht, staat hem de mogelijkheid open zich tot de Gedeco te wenden met het verzoek de directeur te verzoeken een ander merk aan
het
winkelaanbod toe te laten voegen. Klagers klacht dient in zoverre ongegrond te worden verklaard.

Klagers klacht over de ontdooide loempia’s betreft feitelijk handelen waaraan geen beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw ten grondslag ligt. Klager kan derhalve niet worden ontvangen in dit onderdeel van zijn
beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter wat betreft klagers klacht over het scheerschuim, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag, maar verklaart het beklag ongegrond.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de
uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 3 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven