Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3924/GA, 7 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3924/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a: het niet reageren op klagers schrijven van 3 augustus en 15 augustus 2013; en
b: het ontbreken van een geldige rechtstitel voor klagers insluiting.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. gegrond verklaard en verstaan dat door de directeur aan klager een tegemoetkoming van € 20,= zal worden toegekend en het beklag onder b. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Nu de beklagcommissie het beklag gegrond heeft verklaard, had de beklagcommissie de directeur opdracht moeten geven de rechtmatigheid van de insluiting te
onderzoeken en/of hem in onmiddellijke vrijheid dienen te stellen. Het voorstel van de directeur om hem een tegemoetkoming van € 20,= toe te kennen is een vorm van het afkopen van onbehoorlijk bestuur.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a. kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot b. is de beroepscommissie van oordeel dat er geen sprake is van een beslissing van de directeur jegens klager in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw.De beroepscommissie vernietigt in zoverre de uitspraak van de
beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt met betrekking tot b. de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 7 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven