Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3934/GA, 7 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 13/3934/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 oktober 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. J. van Beest, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 24 september 2013, wegens een positieve urinecontrole bij klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hij heeft het urine begeleidingsformulier niet ondertekend. De onderzochte urine is niet van hem.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 3, zevende lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen tekenen zowel de gedetineerde als het personeelslid het aanvraagformulier ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen.

Klager heeft het aanvraagformulier niet willen ondertekenen en verbindt hieraan de conclusie dat de onderzochte urine niet van hem is.

Nu klager geen feiten en/of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de procedure niet op de juiste wijze zou zijn verlopen, acht de beroepscommissie het niet aannemelijk geworden dat de onderzochte urine, enkel omdat
klager het formulier niet heeft willen ondertekenen, niet van klager zou zijn en/of de gevolgde procedure niet correct zou zijn verlopen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
bevestigd met aanvulling van gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 7 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven