Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0028/GV, 6 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/28/GV

betreft: [klager] datum: 6 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw voormeld om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Naar aanleiding van een op 12 november 2013 gegrond verklaard beroep heeft de Staatssecretaris bij beslissing van 3 december 2013 aan klager verlof toegekend. Op 4 december 2013 heeft hij de
beroepscommissie te kennen gegeven het verlof niet ten uitvoer te laten brengen in verband met een wijziging in het verlofadres. Deze beslissing is klager pas op 9 januari 2014 via zijn raadsvrouw bekend gemaakt.
Klager meent dat het reeds verleende verlof ten onrechte is ingetrokken. Het verlofadres van klager was goedgekeurd. Maanden later wordt er gesteld dat er een huurachterstand was gecreëerd, waardoor klagers verlofadres niet meer geschikt werd geacht.
Voorts zou de woning niet gemeubileerd zijn, hetgeen klager ontkent. Klager heeft een betalingsregeling getroffen en tevens in november een nieuw verlofadres aangeleverd. Dit verlofadres is goedgekeurd en op 3 januari 2014 heeft klager een verlof
gehad.
Dat er problemen waren met het verlofadres, hetgeen niet dan wel onvoldoende is onderbouwd, behoeft geen beletsel te vormen voor het alsnog ten uitvoer leggen van het reeds toegekende verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van de gegrondverkaring van het beroep is een positieve beslissing genomen. Daarna is bericht dat er geen uitvoering aan het verlof gegeven kon worden omdat klager geen deugdelijk verlofadres had en is de beslissing ingetrokken. Naar
aanleiding van het verzoek van klagers raadsvrouw klager alsnog verlof te verlenen is aangegeven dat de beslissing is afgedaan en klager een verzoek om verlof kan doen in de inrichting. Op 3 januari 2014 is klager met verlof geweest. Inmiddels is er
een
beslissing genomen voor overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.).

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens onder meer mensenhandel. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 augustus 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Naar aanleiding van de gegrondverklaring van 12 november 2013, kenmerk 13/3171/GV van klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verlofaanvraag heeft de Staatssecretaris een nieuwe, positieve beslissing genomen. Deze beslissing is niet aan klager, noch
zijn raadsvrouw gezonden. Eerst op 9 januari 2014 heeft klagers raadsvrouw via de mail vernomen dat de positieve beslissing niet ten uitvoer zou worden gebracht omdat het opgegeven verlofadres niet deugdelijk bleek te zijn. Kort na de fictieve
weigering
en nog voordat deze aan klager en zijn raadsvrouw was kenbaar gemaakt, bleek het nieuwe adres echter wel geschikt en is klager op 3 januari 2014 verlof verleend naar aanleiding van zijn tweede daartoe strekkende verzoek.
De beroepscommissie acht het beroep gegrond reeds nu door de selectiefunctionaris niet op deugdelijke wijze een negatieve beslissing is opgesteld en ter kennis gebracht aan klager.
Inhoudelijk had daarbij ook aangegeven kunnen worden dat, nu er onduidelijkheid was omtrent het verlofadres en het nieuwe adres nog goedgekeurd moest worden, de beslissing voor korte tijd zou worden aangehouden, in afwachting van het resultaat. Te meer
nu kort nadien positief beslist is op klagers tweede verzoek om verlof en klager ook geschikt blijkt te zijn voor overplaatsing naar een z.b.b.i.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen (ten aanzien van de eerste aanvraag om algemeen verlof) met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven