Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0570/GA, 14 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/570/GA

betreft: [klager] datum: 14 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 februari 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2002, gehouden in de locatie Nieuw Vosseveld 2 te Vught, zijn gehoord klager en de [...], unit-directeur bij de locatie Nieuw Vosseveld 2.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens het weigeren medewerking te verlenen aan een urinecontrole (u.c.).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De u.c. was een zogenaamde inkomsten-u.c. De formele eisen voor een u.c. zijn door de inrichting niet nageleefd. Klager kreeg slechts tweeëneenhalf uur de tijd om urine te produceren. In de Regeling urinecontrole penitentiaireinrichtingen (kenmerk 726428/98/DJI d.d. 2 juni 1999, hierna de Regeling) staat vermeld dat een gedetineerde binnen vier uren urine moet afstaan. Klager heeft die vier uren nodig omdat hij (psychische) problemen heeft met hetafstaan van urine onder toezicht. Hij heeft bij eerdere u.c.'s wel kunnen voldoen aan de verplichting om urine af te staan, toen hem de volle reglementaire tijd werd gegund. In andere inrichtingen werd meestal rekening gehouden metklagers probleem. Klager heeft zijn probleem ten aanzien van het afstaan van urine direct bij binnenkomst in de inrichting gemeld. Klager heeft al vaker beklag en beroep ingesteld tegen de verplichting om op de 'normale' manier, datwil zeggen onder direct toezicht, urine te moeten produceren. Hij heeft verzocht om contact met een psychiater of psycholoog. Dat contact is er ook geweest. Hij is echter pas door de psychiater bezocht nadat de disciplinaire strafwas afgelopen. Deze heeft toen geen mening of advies willen geven over klagers problemen met het produceren van urine onder toezicht.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de Regeling is de voor een urineafgifte gestelde tijd vier uur. De inrichting houdt zich daar aan. Omdat de inkomsten-u.c. altijd 's-morgens vroeg wordt afgenomen, gaat de directeur er van uit dat het verslag op of omstreeks14.00 uur is aangezegd aan klager. Een u.c. vindt in beginsel plaats in een isolatiecel; daarbij is direct visueel toezicht door een personeelslid. Alleen als de inrichtingsarts dat heeft aangegeven, wordt de urineafgifte voor eenu.c. op een andere manier geregeld. Het verslag vermeldt geen aanvangstijd van de urinecontrole. Er staat vermeld dat klager rond 11.30 uur een tweede poging mocht doen en dat dit vervolgens niet lukte binnen de daarvoor gesteldetijd. De directeur gaat er daarom van uit dat aan klager vier uren de tijd is geboden.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 3, vierde lid, van de Regeling wordt bij een u.c. de gedetineerde die niet direct tot de afgifte van urine in staat is, gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid gesteld onderdirect visueel toezicht urine af te staan.
Het niet binnen die vier uur afstaan van urine wordt op grond van het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van de Regeling gelijk gesteld met een weigering om medewerking te verlenen aan de u.c., waarvoor - op grond van het eerste lidvan artikel 8 van de Regeling - een disciplinaire straf kan worden opgelegd.
Nu in het omtrent de onderhavige u.c. opgemaakte verslag geen mededeling wordt gedaan van een aanvangstijd van de u.c. en ook niet van het moment waarop aan klager verslag is aangezegd, is niet aannemelijk geworden dat aan klagergedurende vier uren de mogelijkheid is geboden urine af te staan. De enkele mededeling in het verslag dat het klager niet binnen de gestelde tijd is gelukt om urine te produceren is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.Daarom kan de bestreden beslissing van de directeur en derhalve evenmin de beslissing van de beklagrechter in stand blijven en moet het beklag alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van deze beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een tegemoetkoming toe van hierna te noemen hoogte.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 13,50=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven