Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0274/GV, 6 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/274/GV

betreft: [klager] datum: 6 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Durdu, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 januari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Een openstaande schadevergoedingsmaatregel valt niet onder de weigeringsgronden zoals opgenomen in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Het vereiste van een goede voorbereiding is door de
Staatssecretaris
geschonden. Een vereiste van behoorlijk bestuur is dat het bestuursorgaan alle informatie die van belang is voor het nemen van een weloverwogen beslissing verzamelt. De Staatssecretaris had dientengevolge feiten moeten aandragen die aantonen dat klager
de inrichting niet kan verlaten. Klager stelt dat niet is gebleken dat er een belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat, als er wel een belangenafweging heeft plaatsgevonden, die onvoldoende is gemotiveerd. In zijn verweerschrift heeft de
Staatssecretaris de belangen van de slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde is geschokt niet opgenomen. Deze afwijzingsgronden dienen derhalve buiten de beoordeling van het beroep te worden gehouden. Het feit dat klager nog een
schadevergoedingsmaatregel open heeft staan, houdt geen verband met de mate waarin de rechtsorde is geschokt. Klager is tot ongewenst vreemdeling verklaard en dient Nederland na zijn detentie te verlaten. Een confrontatie met de slachtoffers is
daardoor
uitgesloten, waardoor de belangen van de slachtoffers niet worden geschaad. Klager heeft, in tegenstelling tot Nederlandse gedetineerden, pas na terugkeer in Litouwen de mogelijkheid om een aanvang te maken met het betalen van de
schadevergoedingsmaatregel. Wanneer klagers terugkeer naar Litouwen wordt belemmerd vanwege de openstaande schadevergoedingsmaatregel, is er sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel. Klager komt, vanwege zijn status als ongewenst
vreemdeling, niet in aanmerking voor een voorwaardelijke invrijheidstelling. Strafonderbreking is derhalve de enige mogelijkheid om enigszins gelijk behandeld te worden als veroordeelden met de Nederlandse nationaliteit. Tijdens zijn verblijf in
detentie heeft klager zich goed gedragen. Klager verzoekt om een veroordeling van de Staatssecretaris in de proceskosten. Hij verzoekt ook om te worden gehoord.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de nota van toelichting bij artikel 40a van de Regeling blijkt dat er redenen zijn die zich tegen het verlenen van strafonderbreking kunnen verzetten. Gedacht kan worden aan de belangen van de slachtoffers of de mate waarin de rechtsorde was
geschokt door het gepleegde strafbare feit. Klager heeft een schadevergoedingsmaatregel openstaan van
€ 252.014, 40. De slachtoffers van het door klager gepleegde strafbare feit hebben derhalve een belang. Door de officier van justitie is negatief geadviseerd op klagers verzoek tot strafonderbreking. Klager heeft deelgenomen aan een gewelddadige
overval
op een juwelier waarbij de slachtoffers ernstig mishandeld zijn. Het is in het belang van de maatschappij en de slachtoffers dat klager de aan hem opgelegde straf daadwerkelijk ondergaat.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de penitentiaire inrichting Ter Apel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking aan klager. Klager heeft deelgenomen aan een gewelddadige overval op een juwelier waarbij de slachtoffers
ernstig mishandeld zijn. Het is in het belang van de maatschappij en de slachtoffers dat klager de aan hem opgelegde vrijheidsstraf daadwerkelijk ondergaat.
De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 28 september 2014. Aansluitend dient hij eventueel een
subsidiaire hechtenis van 365 dagen te ondergaan in verband met de aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

Namens klager is verzocht om te worden gehoord. Dit verzoek zal worden afgewezen. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen. Voor een veroordeling in de proceskosten, zoals door klagers
raadsman is verzocht, geldt dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Bij besluit van 29 maart 2012 (Stcrt. 11 april 2012, nr. 7141) is aan de Regeling artikel 40a toegevoegd, welk artikel luidt: “1. Aan de
vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. 2. Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan
strafonderbreking worden verleend nadat tenminste de helft van de straf is ondergaan. Indien een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat tenminste tweederde gedeelte van de straf is ondergaan. 3.
De strafonderbreking gaat in op het moment dat de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten. 4. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Indien de vreemdeling de voorwaarde,
bedoeld in het derde lid, niet naleeft, wordt de tenuitvoerlegging van de straf hervat. 5. De artikelen 39 en 40 zijn van toepassing.”

Uit de nota van toelichting bij dit artikel wordt duidelijk dat er redenen kunnen zijn die zich tegen het verlenen van een strafonderbreking kunnen verzetten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de belangen van de slachtoffers en de mate
waarin
de rechtsorde was geschokt door het door de vreemdeling gepleegde delict.

Klager komt, nu hij inmiddels meer dan tweederde van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf heeft ondergaan, in beginsel in aanmerking voor strafonderbreking. Gelet op het feit dat klager nog een aanzienlijke schadevergoedingsmaatregel open heeft staan en
gelet op de ernst van het door klager begane strafbare feit waarvoor hij thans in detentie verblijft, te weten een gewelddadige roofoverval op een juwelier waarbij de slachtoffers, een ouder echtpaar, ernstig zijn mishandeld, kan de beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat geldt temeer nu door of namens klager geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die een strafonderbreking zouden kunnen
rechtvaardigen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 6 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven