nummer: 13/2733/TA
betreft: [klager] datum: 3 maart 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 13 augustus 2013 van de beklagcommissie bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.P.F. Hoens.
Het hoofd van de inrichting is niet ter zitting verschenen.
Als toehoorder was aanwezig [...] van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de gang van zaken rond klagers separatie op 20 november 2012.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 20 november 2012 had klager gerechtelijke stukken ontvangen en hij was daardoor uit zijn evenwicht geraakt. Hij was die dag erg gestrest. Klager is ongeboeid door medewerkers van de geïntegreerde beveiliging (MGB) naar de separatieruimte
overgebracht. Vlakbij de separatieruimte wilde klager het alarm indrukken en hij is toen door de MGB naar de grond gebracht. Volgens klager is hij gevallen en hij lag met zijn hoofd op de vloer. Door de MGB werd er op zijn hoofd gedrukt en daardoor
heeft hij een scheurtje/schaafwond aan zijn ooglid opgelopen.
Klager heeft zich niet verzet en hij is eerder nooit agressief geweest. Slechts door twee medewerkers van de MGB wordt gesteld dat klager weerstand heeft geboden. De inrichting heeft onvoldoende aangetoond dat het toegepaste geweld, waaronder het
toedienen van pijnprikkels en het boeien van klager, noodzakelijk was, zeker nu klager al vlakbij de separatieruimte was. Het ontstane oogletsel geeft aan dat het geweld disproportioneel is geweest.
Dit is de eerste keer in veertien jaar dat klager dergelijk geweld heeft meegemaakt en hij heeft er nog steeds nachtmerries van. Als gevolg van het letsel aan zijn ooglid heeft klager last van glasvochttroebeling en klager heeft al tweemaal een
ooglaserbehandeling ondergaan. De inrichting dient excuses aan te bieden en klager wil een schadevergoeding.
Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Uit het dossier komt naar voren dat klager op 20 november 2012 meerdere brandmelders heeft ingedrukt en water in een brandmelder heeft gegooid. In verband met de orde en de veiligheid in de inrichting is besloten klager te separeren. Medewerkers van de
MGB hebben klager overgebracht naar de separatieruimte. Klager is duidelijk gevraagd of hij rustig mee kon lopen en onderweg geen alarmknoppen meer zou indrukken. Toen klager echter vlakbij de separatieruimte weer opnieuw een alarm wilde indrukken
hebben de medewerkers van de MGB klager vastgepakt. Klager verzette zich en hij is vervolgens naar de grond gebracht.
De beroepscommissie is van oordeel, dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat bij de overplaatsing van klager naar de separatieruimte sprake is geweest van buitenproportioneel geweld door de leden van het MGB. Uit het feit dat bij klager een
schaafwond zichtbaar was aan het ooglid volgt nog niet dat dit het gevolg is geweest van buitenproportioneel geweld. Ook niet-excessief geweld kan tot een verwonding leiden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 3 maart 2014.
secretaris voorzitter