Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3608/TB, 3 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3608/TB

betreft: [klager] datum: 3 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 28 oktober 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.H.S. Vogel en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 3 april 2000 ter zake van een geweldsdelict ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 2 oktober 2000 is beslist klager te plaatsen in
FPC De Kijvelanden. Na de beslissing van 19 november 2001 tot plaatsing in de Pompestichting is klager op 4 april 2002 in de Pompestichting geplaatst. Op 13 december 2005 heeft de Pompestichting een aanvraag ingediend voor plaatsing van klager in een
longstayvoorziening. De Staatssecretaris heeft op 4 juli 2006 beslist klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen. Klager is tijdens begeleid verlof gerecidiveerd en bij uitspraak van 1 november 2010 ontslagen van alle
rechtsvervolging. De Staatssecretaris heeft op 24 februari 2011 beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van Veldzicht, hetgeen op 3 maart 2011 zijn beslag heeft gekregen.
Op 8 respectievelijk 21 september 2011 heeft psychiater de K. onderscheidenlijk psycholoog B. geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten. Op 9 december 2011 heeft de Landelijke adviescommissie plaatsing (LAP) eveneens tot voortzetting
van klagers verblijf in de longstay geadviseerd onder voorwaarde dat een nieuwe herbeoordeling na twee jaar plaatsvindt.
Op 2 augustus 2013 heeft Veldzicht geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten. De LAP heeft op 23 september 2013 eveneens geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten.
Klager is op 25 oktober 2013 gehoord over de voorgenomen beslissing zijn verblijf in een longstayvoorziening van de Pompestichting voort te zetten. Op 28 oktober 2013 heeft de Staatssecretaris beslist tot voortzetting van klagers verblijf in een
longstayvoorziening van Veldzicht en tot vaststelling van het individuele beveiligingsniveau op hoog.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is relatief snel in een longstayvoorziening geplaatst, maar was het daar destijds wel mee eens. Klager is het er niet mee eens dat in de bestreden beslissing staat dat hij geen bezwaar tegen
voortzetting van zijn verblijf in de longstay heeft en wil met dit beroep voorkomen dat hem dat nagedragen wordt. Mogelijk was klager blij met de hem tijdens het horen op 25 oktober 2013 kenbaar gemaakte voornemen om hem in een longstayvoorziening van
de Pompestichting te plaatsen, gelet op alleen al het feit dat de kamers daar groter zijn en het verblijf daar prettiger zal zijn. Klager heeft echter wel degelijk een bezwaar tegen een voortgezet verblijf in de longstay. Klager wil voor behandeling in
aanmerking komen, maar heeft wel het reële inzicht dat er op dit moment nog geen mogelijkheid is voor een plaatsing uit de longstay. Thans wordt de diagnose doorgelicht en wordt klagers antipsychotische medicatie langzaam afgebouwd om het effect
daarvan
te bezien.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. In het licht van de over klager uitgebrachte adviezen is de beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening van Veldzicht
gerechtvaardigd. De LAP heeft in 2011 geadviseerd klagers verblijf in de longstay aan te wenden om de medicatie van klager te optimaliseren teneinde zo zijn schizofrenie beter onder controle te krijgen en sterk te focussen op vroegsignalering. De LAP
heeft in dat licht geadviseerd de volgende herbeoordeling van klagers longstaystatus al na twee jaar te laten plaatsvinden.
Veldzicht heeft in haar advies van 2 augustus 2013 tot voortzetting van klagers verblijf in de longstay gemeld nog geen behandelmogelijkheden te zien, alsmede dat klager zelfs binnen de longstay niet goed is in te schatten. Bij een begeleid verlof is
het onverwachts en ernstig misgegaan.
De LAP heeft in haar advies van 23 september 2013 tot voortzetting van klagers verblijf in de longstay opgemerkt dat het traject van klager gebaat is bij het zetten van kleine stappen.
Klager ziet, zoals ter zitting door de raadsman is verklaard, ook zelf dat hij nog enige tijd in een longstayvoorziening dient te verblijven.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft na eerder verblijf in een longstayvoorziening van de Pompestichting sinds 3 maart 2011 in een longstayvoorziening van Veldzicht.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van 8 en 21 september 2011 komt naar voren dat er weinig adequate behandelmogelijkheden voor klager zijn die nog tot een aanzienlijke verandering bij klager kunnen leiden, maar dat het toedienen van Clozapine mogelijk
zou
kunnen leiden tot vermindering van de psychose en agressie.

Veldzicht heeft in haar advies van 2 augustus 2013 gemeld dat klagers problematiek onveranderd is, dat klager geen Clozapine wil gebruiken, dat de medicatie die hij gebruikt langzaam wordt afgebouwd. Verder is aangegeven dat klager oninschatbaar is en
dat sprake is van een onverminderd hoog recidivegevaar.

De LAP heeft in haar advies van 23 september 2013 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten en in de in 2014 voorziene reguliere herbeoordelingprocedure in te gaan op de effecten van de afbouw van het gebruik van antipsychotische medicatie
door klager, alsmede op het resultaat van een onderzoek naar het bestaan van psychotische symptomen bij klager.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klagers verblijf in een longstayvoorziening van Veldzicht voort te zetten.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 3 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven