Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3803/GA, 28 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3803/GA

betreft: [klager] datum: 28 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 15 november 2013 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2014, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Esserheem, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het insluiten tijdens de voor de arbeid bestemde tijd na een ziekmelding.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 30,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager meldde zich ziek en is vervolgens, overeenkomstig de geldende regelgeving, voor die dag ingesloten. De medische dienst had vervolgens tijd nodig om te beoordelen of klager deel kon nemen aan de arbeid. Tijdens dat onderzoek is klager eveneens
ingesloten geweest tijdens de arbeidstijd. Klager was van mening dat hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt was en dat de medische dienst dit had kunnen weten omdat hij eerder, in de vorige inrichting, ook arbeidsongeschikt was verklaard. Daarom was klager
van mening dat hij niet mocht worden ingesloten. De directeur kan zich niet verenigen met de mening van klager, die is overgenomen door de beklagcommissie. Klager heeft bij binnenkomst bij het intakegesprek niet gesproken over een eventuele
arbeidsongeschiktheid, dat deed hij pas op de werkzaal. Dat was daarom voor de medische dienst niet duidelijk. De directeur is verder van mening dat, als er sprake zou zijn van een gegrond verklaard beklag, de tegemoetkoming in ieder geval niet kan
worden gegeven voor de periode dat klager na het indienen van de klacht ingesloten is geweest.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft op 9 oktober 2013, op de werkzaal, aangegeven niet deel te kunnen nemen aan de arbeid in verband met schouderletsel. Klager is daarop naar de medische dienst verwezen en vervolgens ingesloten in zijn verblijfsruimte. Dit is overeenkomstig
het bepaalde in de huisregels van de locatie Esserheem en daarom is er ten aanzien van deze insluiting geen aanleiding voor een gegrondverklaring van het beklag.
De beroepscommissie acht – op grond van hetgeen door de directeur naar voren is
gebracht – voldoende aannemelijk dat klager niet bij binnenkomst heeft gemeld dat hij in de eerdere inrichting arbeidsongeschikt was verklaard en dat de medische dienst zelfstandig nader onderzoek moest doen naar de door klager gestelde
arbeidsongeschiktheid. Gedurende dat onderzoek is klager tijdens de voor de arbeid bestemde tijd eveneens ingesloten. De beroepscommissie acht de beslissing om klager tijdens dat onderzoek in te sluiten gedurende de voor de arbeid bestemde tijd – bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen – begrijpelijk en niet onredelijk of onbillijk. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. U.P. Burke en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven