Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3327/GA, 28 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3327/GA

betreft: [klager] datum: 28 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.C. Reehuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2014, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C. Reehuis, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Esserheem.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing op een verzoek om verstrekking van een flatbedscanner, software en een computer.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft aan geen gebruik te willen maken van de bijstand van de (telefoon)tolk en het woord te willen voeren in de Engelse taal. Klager heeft een probleem met het zien. Hij is daarvoor bij [...]geweest en daar is een revalidatieproces in gang
gezet. Men gaf daar aan dat klager een computer en speciale programmatuur nodig zou hebben. Hierdoor zouden de nadelige gevolgen van het verlies van zijn gezichtsvermogen kunnen worden verminderd. Met die computer en de programma’s kan hij
schriftelijke
stukken auditief maken. Klager heeft een en ander nodig in het kader van zijn resocialisatieproces na detentie. Hij wil zich daarop al tijdens zijn detentie kunnen voorbereiden. In de locatie Esserheem is hem enkel een grotere televisie verschaft.
Verder wil de directeur niets voor klager doen.
Klagers raadsvrouw legt pleitaantekeningen over en voert het woord overeenkomstig de inhoud van die aantekeningen. Bij de pleitaantekeningen zit tevens een begroting van eventuele kosten verwerkt. Daaruit kan blijken dat die kosten weliswaar hoog zijn,
maar dat dit ook geldt voor de beeldschermloep die de directeur wel ter beschikking wil stellen. Klager heeft een groot belang bij de verzochte apparatuur en software. Daarmee kan hij zich voorbereiden op zijn leven na detentie. Hij moet leren om met
zijn beperkingen om te gaan. Klager wordt in beginsel in december 2015 uitgezet naar Roemenië. Op dit moment loopt er nog een gratieverzoek voor klager. Omdat er sprake is van gewijzigde omstandigheden bij klager na januari 2013 heeft de
beklagcommissie
klager op goede gronden ontvangen. Klager is na die datum immers feitelijk ‘blind’ verklaard.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is feitelijk een herhaling van een klacht die eerder is ingediend in januari 2013. Deze klacht betreft hetzelfde onderwerp. Klager zou daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beklag. Mocht de beroepscommissie klager wel
ontvankelijk achten in zijn beklag, dan geldt dat er volgens de directeur geen noodzaak bestaat voor een toewijzing van klagers verzoek om apparatuur en software. Klager functioneert binnen de inrichting op het ADL-gebied (algemene dagelijkse
levensverrichtingen) goed en kan ook deelnemen aan de arbeid. Indien klager over die apparatuur en software wenst te beschikken, kan hij deze zelf aanschaffen en invoeren. De directeur ziet niet in dat hij een verplichting zou hebben deze zaken aan te
schaffen voor klager.

3. De beoordeling
De directeur heeft primair aangevoerd dat klager alsnog niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn beklag nu het hier een herhaald beklag betreft en de beklagcommissie eerder op dat beklag al heeft beslist.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding om ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag tot een ander oordeel te komen dan de beklagcommissie. Dit verweer van de directeur wordt daarom verworpen.

Tot de zorgplicht van de directeur, zoals bedoeld in artikel 5 van de Pbw, behoort dat hij zorg dient te dragen dat een gedetineerde zo veel als mogelijk de zogenaamde ADL-handelingen zelfstandig kan verrichten terwijl daarnaast een van de
uitgangspunten van de detentie is dat de gedetineerde zich zo veel als mogelijk moet kunnen voorbereiden op een verantwoorde terugkeer in de samenleving (het resocialisatiebeginsel).
Onweersproken is dat klager tijdens zijn verblijf in de locatie Esserheem zonder de gevraagde apparatuur en software de ADL-handelingen kan verrichten en dat feitelijk ook doet. Daarvoor is de verstrekking van die verzochte zaken dus niet noodzakelijk.
Met betrekking tot klagers resocialisatiewens geldt het volgende. Klager heeft de status van strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling, terwijl aannemelijk is dat klager na ommekomst van zijn detentie zal worden uitgezet naar zijn land van herkomst,
Roemenië. In dergelijke gevallen is de zorgplicht van de directeur ten aanzien van het resocialisatiebeginsel van een andere orde dan in die gevallen waarin voorzienbaar is dat een gedetineerde na zijn detentie in Nederland zal verblijven. Van de
directeur kan in een dergelijk geval, zeker nu –zoals hiervoor overwogen – klager binnen detentie ‘normaal’ kan functioneren, niet worden gevergd dat hij de gevraagde voorzieningen beschikbaar stelt. Dat geldt temeer nu die voorzieningen na ommekomst
van klagers detentie in de inrichting zullen moeten achterblijven en klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zelf in Roemenië soortgelijke apparatuur zal kunnen aanschaffen. De bestreden beslissing van de directeur kan daarom – bij
afweging
van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te
staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. U.P. Burke en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven