Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2359/GA, 28 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2359/GA

betreft: [klager] datum: 28 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 juli 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,voor zover daarin aan de directeur opdracht is gegeven voor de uitbetaling van achterstallig arbeidsloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2014, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de uitbetaling van arbeidsloon.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en daarbij aan de directeur opdracht gegeven tot uitbetaling van achterstallig loon – gebaseerd op een werkweek van 32 uur in plaats van 28
uur –voor een periode van drie maanden.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de hem door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming. Het gaat in deze zaak omhet aan klager uitgekeerde arbeidsloon. Klager stelt zich op het standpunt dat hem niet voor 32 maar voor 42 uren per week achterstallig
arbeidsloon moet worden uitbetaald. Klager heeft gedurende vier jaar als afdelingsreiniger op de inkomstenafdeling gewerkt. Zijn werkweek bedroeg in die periode steeds 42 uren. In januari 2013 werd de uitbetaling gewijzigd in 28 uren terwijl klager nog
steeds die 42 uren werkte. Het afdelingshoofd heeft klager te kennen gegeven dat hem met terugwerkende kracht alsnog het juiste arbeidsloon zou worden uitbetaald. Op de inkomstenafdeling moest hij de hele dag werken. Dagelijks werkte hij zes uur, ook
in het weekend. Het werkelijke aantal uren is nooit geregistreerd, hij kreeg voorheen steeds voor die 42 uur uitbetaald. Klager stelt zich op het standpunt dat de inrichting nalatig is geweest bij het bekendmaken van de wijziging van het
arbeidsreglement. Klager is ook nadat hij in beklag is gegaan, doorgegaan met zijn werk en heeft dus ook toen steeds 42 uren gewerkt. Hij deed dit omdat hij er vanuit ging dat het achterstallig loon alsnog uitbetaald zou worden. De in de uitspraak van
de beklagcommissie vermelde 32 uren berusten op een vergissing van de beklagcommissie. Dat aantal is bij de beklagcommissie wel genoemd maar klager heeft steeds gezegd dat hij 42 uren per week heeft gewerkt.Klager heeft die uren gewerkt tot aan het
einde van zijn detentie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was werkzaam in de binnendienst en had als zodanig recht op loonbetaling voor 28 uur. Een en ander is, nadat de directeur het arbeidsreglement heeft gewijzigd, besproken met de gedetineerdencommissie. Die hebben die wijziging niet goed met de
gedetineerden gecommuniceerd. Toen de beklagcommissie besliste dat klager recht had op uitbetaling van achterstallig arbeidsloon tot 32 uren per week, heeft de inrichting daar niet moeilijk over willen doen en dus ook geen beroep ingesteld tegen die
beslissing. De directeur acht niet aannemelijk dat klager wekelijks42 uren nodig had voor het werk. Het is juist dat de arbeidsuren van medewerkers van de binnendienst niet geregistreerd worden. Reden voor de wijziging van het arbeidsreglement was dat
er sprake was van een soort wildgroei van aantal uren waarin bepaalde gedetineerden werkten terwijl andere gedetineerden op de wachtlijst voor de arbeid moesten staan. De directeur is van mening dat een vergoeding van het verschil tussen 28 uur en 32
uur gedurende drie maanden redelijk is. Hij kan overigens niet uitsluiten dat klager eerder voor 42 uur arbeid betaald heeft gekregen.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft het beklag van klager gegrond verklaard en de directeur heeft geen beroep ingesteld tegen die beslissing. Gelet daarop staat de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag vast en moet er vanuit worden gegaan dat aan
klager
– in ieder geval – gedurende enige tijd minder arbeidsloon is uitgekeerd dan waarop hij daadwerkelijk recht had. In beroep is daarom nog slechts aan de orde de hoogte van het uit te betalen achterstallig arbeidsloon.

De beklagcommissie is in haar uitspraak uitgegaan van een werkelijke arbeidstijd van 32 uren per week. Dat aantal uren is door klager gemotiveerd weersproken en de directeur heeft aangegeven niet uit te kunnen sluiten dat klager in de periode
voorafgaand aan de wijziging van het arbeidsreglement inderdaad voor 42 uren per week uitbetaald heeft gekregen. Gelet daarop acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat klager daadwerkelijk 42 uren per week heeft gewerkt en mitsdien ook recht
heeft op uitbetaling van achterstallig arbeidsloon voor veertien uren per week.
Met betrekking tot de periode waarover dat achterstallige loon dient te worden uitbetaald geldt dat klager heeft verklaard na 21 maart 2013 uit eigen beweging 42 uren te hebben gewerkt terwijl hij wist dat het aantal uren gemaximeerd was op 28. Gelet
daarop moet worden geoordeeld dat uitbetaling van die door klager (mogelijk) gewerkte extra uren niet voor rekening en risico van de directeur hoeft te komen. De beroepscommissie zal de periode waarover de directeur achterstallig arbeidsloon aan klager
dient uit te keren vaststellen op negen weken.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt het beroep van klager gegrond verklaard ten aanzien van de hoogte van de uitkering van achterstallig arbeidsloon. De uitspraak van de beklagcommissie zal – voor zover in beroep aan de orde – worden
vernietigd
en aan de directeur zal opdracht worden gegeven om aan klager alsnog achterstallig arbeidsloon voor 126 uren, zijnde negen maal veertien uur,uit te keren. Het beroep wordt voor het overige ongegrond verklaard met bevestiging van – voor zover in beroep
aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de hoogte van het aan klager uit te keren achterstallig arbeidsloon en bepaalt dat aan klager
uitbetaling van 126 uren achterstallig arbeidsloon toekomt.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie voor het overige.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. U.P. Burke en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven