Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0548/STA, 26 februari 2014, schorsing
Uitspraakdatum:26-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/548/STA

betreft: [klager] datum: 26 februari 2014

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. drs. ing. T.P. Klaasen, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 24 februari 2014, inhoudende het
moeten ondergaan van een a-dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 25 februari 2014.

1. De standpunten
Namens verzoeker is het verzoek als volgt toegelicht.
Na opheffing van verzoekers longstaystatus in 2013 is verzoeker overgeplaatst naar de inrichting. Door verzoeker onbevooroordeeld en open tegemoet te treden en vertrouwen en perspectief te geven, zijn de behandelrelatie en verzoekers functioneren
zodanig verbeterd dat is besloten hem over te plaatsen naar de GGZ De Voorde te Amersfoort. De overplaatsing laat helaas lang op zich wachten, waardoor verzoeker noodgedwongen moet verblijven op een groep waar hij niet thuishoort. Daardoor neemt zijn
angst voor personen en gebeurtenissen op de groep toe en is het angstniveau bij tijd en wijle dermate groot dat hij het bijna niet meer kan hanteren en blokkeert. Dan overschreeuwt hij zijn angst en is het bijna niet mogelijk om zaken en oplossingen
wederzijds goed uit te leggen. De inrichting heeft een medicatievoorstel gedaan en aangekondigd dat, als daar geen overeenstemming over bereikt wordt, de procedure tot het toepassen van dwangmedicatie wordt opgestart. Aanvankelijk stemde verzoeker in
met het innemen van tabletten Haldol in een lichte dosering (2-3 mg). Hij is daarmee gestopt omdat hij er pijn in zijn armspieren van kreeg en hij angst heeft als ex-verslaafde gedrogeerd en gesedeerd te raken. De aankondiging van de dwangmedicatie
heeft verzoekers vertrouwen een behoorlijke deuk gegeven. Verzoekers raadsman heeft de psychiaters gemeld dat rust, structuur, sport en werken heilzaam zijn voor verzoeker en dat het perspectief tijdig zichtbaar en concreet bewerkt dient te worden met
het oog op het vertrouwen van verzoeker. Pas onlangs heeft de inrichting een aanvraag ingediend voor overplaatsing van verzoeker naar De Voorde met transmuraal verlof.
Er zijn minder ingrijpende alternatieven om verzoekers angst- en onrustproblematiek te bewerken. In moeilijkere tijden in vorige inrichtingen had verzoeker veelal Seresta in eigen beheer. Deze medicatie kon hij gebruiken wanneer hij dat nodig had.
Verzoeker wil gedurende een redelijke periode in de gelegenheid gesteld worden te laten zien dat hij wel degelijk goed kan functioneren met een passend pakket rust, structuur, sport, passend werk en Seresta in eigen beheer. Daarom verzoekt hij de
beslissing betreffende dwangmedicatie te schorsen om deze mogelijkheid te beproeven.
Verzoeker is als ex-drugsgebruiker bevreesd voor de werking en de bijverschijnselen van het paardenmiddel Haldoldepot waarvan de dosering niet is vermeld. Verzoeker wenst zoals hij al eerder heeft aangeboden in de gelegenheid gesteld te worden om te
laten zien dat hij in een beter passende groep met meer rust en structuur zonder die ingrijpende medicatie goed kan functioneren. Als blijkt dat dit niet gaat, kan alsnog nieuw beleid worden geformuleerd. Verzoeker heeft al veel te lang op de huidige
probleemgroep Eikenboom 2 gezeten. Als hij tijdig was overgeplaatst naar De Voorde in Amersfoort was veel onrust voorkomen. Verzocht wordt om de beslissing omtrent de dwangmedicatie te schorsen om de geschetste mogelijkheid te beproeven.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Verzoeker verblijft sinds 1997 in het kader van tbs met dwangverpleging in verschillende FPC’s en is daar behandeld. Een tijd lang heeft hij een longstaystatus gehad. Werkelijke progressie door behandeling is uitgebleven. In april 2013 is verzoeker in
de inrichting opgenomen, aanvankelijk ter observatie. Door de intensieve en zeer gestructureerde behandelsetting zijn ernstige incidenten uitgebleven. Wel is er regelmatig sprake van verbale agressie en op momenten intimiderend gedrag. Met zijn
turbulente gedrag en stijl van communiceren roept verzoeker veel onrust op in zijn omgeving met name bij medeverpleegden. Bij verzoeker is regelmatig achterdocht en angst merkbaar. Hij lijkt een forse lijdensdruk te ervaren.
Het geplande traject is om verzoeker door te plaatsen naar de longcare voorziening van de inrichting De Voorde. De actuele mate van agitatie, achterdocht en druk gedrag (met de verdenking dat het verlangen naar middelen nog altijd aanwezig is) maken
dat
de behandelaars inschatten dat opname in De Voorde pas kan plaatsvinden als verzoeker anti-psychotische medicatie gebruikt, omdat De Voorde een verpleegde met deze mate van onrust en agitatie niet kan hanteren. Tijdens zijn verblijf en behandeling in
de
inrichting is verzoeker meermalen geadviseerd om een lage dosis Haloperidol te gebruiken. Dit heeft hij telkens geweigerd. Hij gebruikt al langere tijd alleen maar Oxazepam en Promethazine (roes indicerende rustgevende medicatie). Diverse pogingen hem
tot vrijwillige inname van Haloperidol te motiveren, hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. Hij stemt niet in met het gebruik van antipsychotische medicatie, omdat hij bang is voor de bijwerkingen. Verzoekers bezwaar is betrokken bij de
overweging om antipsychotische medicatie voor te schrijven. De dosering is zodanig dat de angst van verzoeker niet nodig is en eventuele lichamelijke bijwerkingen zijn goed te behandelen.
Door de raadsman is aangevoerd dat als verzoeker tijdig was overgeplaatst naar De Voorde veel onrust was voorkomen. In de rapportages over verzoekers verblijf op een lonstayafdeling is het turbulente gedrag van verzoeker en de problemen, die daardoor
bij zijn omgeving worden veroorzaakt, geaccentueerd. Deze onrust, waar anderen veel last van ervaren, heeft verzoeker ook teweeggebracht in de relatief rustige leefgroep Eikenboom 2.
Door de behandelaars wordt ingeschat dat bij gebruik van antipsychotische medicatie de overplaatsing naar De Voorde een goede kans van slagen heeft.
In verzoekers behandelplan is dan ook opgenomen dat de behandeling met antipsychotische medicatie geïndiceerd is, omdat het gebruik ervan naar verwachting er in zal resulteren dat hij beter begeleidbaar is, meer rust en minder angst zal ervaren en dat
overplaatsing naar De Voorde daarmee gerealiseerd kan worden. Het is aannemelijk dat de behandeling met antipsychotische medicatie een zodanige verandering in het gedrag van verzoeker zal bewerkstelligen dat het gevaar, met name dat hij door zijn
hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen, wordt verminderd dan wel weggenomen. Overplaatsing naar de longcare voorziening De Voorde is dan pas geïndiceerd en mogelijk.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot toediening van dwangmedicatie als bedoeld in artikel 16b, onder a, van de Bvt zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het
hoofd van de inrichting.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat de beslissing tot toediening van dwangmedicatie noodzakelijk is om een toekomstige overplaatsing naar een longcare voorziening een goede kans van slagen te geven en niet zo zeer
noodzakelijk in de huidige behandelsetting. Vraag is of sprake is van een uiterst middel als beschreven in artikel 16b van de Bvt. Voorts is niet gebleken dat aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 16c onder 2 van de Bvt is voldaan.
De voorzitter acht het van groot belang dat de beroepscommissie zo spoedig mogelijk ten gronde het beroep beoordeelt. Onder deze omstandigheden dient het verzoek om schorsing te worden toegewezen. De tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd
van
de inrichting zal derhalve worden geschorst, in afwachting van de uitspraak van de beroepscommissie. Het beroep zal op de eerstvolgende zitting van de beroepscommissie op 11 maart 2014 om 13.15 uur worden behandeld.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting, in afwachting van de uitspraak van de beroepscommissie die de zaak ter zitting van 11 maart 2014 om 13.15 uur zal behandelen.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven