Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3480/SGA, 24 oktober 2013, schorsing
Uitspraakdatum:24-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/3480/SGA
Betreft : [klager] datum: 24 oktober 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i.van 21 oktober 2013, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van vijf dagen, ingaande op 21 oktober 2013 om 08.45 uur en eindigende op 26 oktober 2013 om 08.45 uur, wegens werkweigering.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 22 oktober 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 oktober 2013. De secretaris van de beklagcommissie heeft bij schrijven van 23 oktober 2013 schriftelijk
aangegeven nog geen klacht van verzoeker te hebben ontvangen maar dat het door verzoeker ingediende schorsingsverzoek als klacht zal worden aangemerkt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Ingevolge artikel 47, derde lid, van de Pbw, zijn gedetineerden die, al dan niet onherroepelijk, tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld,
verplicht
de aan hen door de directeur opgedragen arbeid, zowel binnen als buiten de inrichting of afdeling, te verrichten. Of deze verplichting onverkort geldt voor een levenslang gestrafte is een vraag die zich niet leent voor beantwoording door de voorzitter.
Nu voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker op 21 oktober 2013 heeft geweigerd om naar de arbeid te gaan en daaraan deel te nemen, waarmee – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - wordt bedoeld dat verzoeker heeft geweigerd een hem
gegeven opdracht op te volgen, kan – wederom naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – de beslissing van de directeur om verzoeker terzake van werkweigering de onderhavige disciplinaire straf op te leggen niet in strijd met een wettelijk
voorschrift worden geacht en evenmin als onredelijkof onbillijk worden aangemerkt.Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 24 oktober 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven