Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0209/GV, 25 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/209/GV

betreft: [klager] datum: 25 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J. Ausma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 januari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Tegen klager is gezegd dat, wanneer hij negatief zou scoren bij een urinecontrole, hij op verlof zou mogen. Klager stelt dat op geen enkele wijze rekening wordt gehouden met zijn belangen. De bestreden beslissing is in strijd met de beginselen van
behoorlijk bestuur. Door de politie is negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofadres. Het negatieve advies van de politie wordt niet met stukken onderbouwd waardoor het voor klager niet mogelijk is deze stelling te weerleggen of te toetsen.
Het opgegeven verlofadres is, na klagers detentie, zijn verblijfadres. Klager stelt dat het positief is om geleidelijk te wennen aan zijn terugkeer in de samenleving door zijn verlof door te brengen in zijn vertrouwde omgeving. Klager volgt de
Cova-training en de training “Eerst denken, dan doen”. Klager wenst zijn kinderen te zien en zich te richten op een toekomst zonder criminaliteit.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Door de politie is negatief geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres omdat het verlofadres zich bevindt in de omgeving waar klager zijn delicten heeft gepleegd. Dit zal maatschappelijke onrust teweeg brengen en daarnaast speelt
er slachtofferproblematiek. Dat klager terug naar huis keert vormt geen probleem, mits dit gecontroleerd geschiedt. Hierbij kan gedacht worden aan deelname aan een penitentiair programma waarbij klager onder elektronisch toezicht van de reclassering
staat. Bij het verlenen van algemeen verlof is dit niet mogelijk. Wanneer klager een ander verlofadres opgeeft dat gelegen is op een redelijke afstand van de omgeving waar klager zijn delicten heeft begaan waarvoor hij thans in detentie verblijft zal
een heroverweging plaatsvinden.

Over klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein heeft, gelet op klagers functioneren in de inrichting waarbij met name rekening gehouden wordt met klagers beledigingen en bedreigingen van het personeel, negatief geadviseerd ten aanzien
van
de verlofaanvraag van klager.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen het verlenen van algemeen verlof aan klager.
De politie heeft negatief geadviseerd over klagers verzoek tot algemeen verlof omdat klagers verlofadres gelegen is in de omgeving waar klager de delicten heeft begaan waarvoor hij thans in detentie verblijft. Het gaat om veel inbraken, met name
gepleegd rond de feestdagen eind 2012. Klagers aanwezigheid in de buurt zal daar naar verwachting van de politie tot veel commotie leiden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld en opzetheling. Klagers v.i.-datum valt op of omstreeks 4 november 2014. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis op grond van de
wet Terwee van zeven dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit het vrijhedenadvies van de p.i. Nieuwegein van 14 januari 2014 blijkt dat de politie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verlofadres. Het door klager opgegeven verlofadres is gelegen in de omgeving waar klager de delicten heeft
begaan
waarvoor hij thans in detentie verblijft. Er wordt gevreesd voor maatschappelijke onrust en slachtofferproblematiek wanneer klager daar wordt gesignaleerd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt
voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van het OM, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder i en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 25 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven