Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4357/GA, 24 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4357/GA

betreft: [klager] datum: 24 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.N. Ritzer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 december 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet compenseren van verloven die geen doorgang krijgen doordat klager niet (meer) in aanmerking komt voor doorplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de niet-ontvankelijkverklaring. Het beklag is immers niet gericht op de aanhouding van zijn verzoek om overplaatsing naar een (z.)b.b.i. maar tegen het uitblijven van compensatie voor de door een beleidswijziging
gemiste verloven. Andere inrichtingen bieden die compensatiemogelijkheid namelijk wel door de betreffende gedetineerden alsnog verlof toe te kennen. Klager is van mening dat hij daar ook recht op heeft.

De directeur heeft gepersisteerd bij zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Niet is gebleken dat de directeur daadwerkelijk een beslissing heeft genomen op een verzoek van klager om verlof, al dan niet als compensatie. Het aan klager gerichte bericht van 16 september 2013 kan niet als zodanig gelden, nu daarin slechts wordt
gemeld dat klager gedurende het laatste jaar van zijn detentie algemeen verlof kan aanvragen. Daarin wordt evenwel geen melding gemaakt van een afwijzing van een specifiek verlof. Er is daarom nog geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel
60, eerste of tweede lid, van de Pbw.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op klager ten tijde van het indienen van het klaagschrift in een normaal beveiligde inrichting verbleef en dat voor het verlenen van verlof als compensatie voor het niet in aanmerking komen voor detentiefasering –
en dus voor regimaire verloven - geen rechtsgrond bestaat.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven