Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3302/TA, 21 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3302/TA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 augustus 2013 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a het niet meer in de winkel en de vuilophaal mogen werken
b het niet mogen inzien van zijn kasboek
c het niet mogen bellen met de raadsvrouw
d de inbeslagneming van de radio.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a, c en d ongegrond en het beklag onder b gegrond verklaard verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a Klager wilde niet op de werkzaal werken omdat hij betrokkenheid bij drugshandel ontkent. Dit was zijn eigen keuze. Er was sprake van ruis, maar voor klager was niet direct duidelijk wat de aanleiding daarvoor was. Hij heeft nooit positieve
urinecontroles gehad en er zijn ook nooit drugs bij hem aangetroffen. Klager gedroeg zich de dag na de vondst van drugs op de afdeling niet anders dan anders. Hij krijgt wel vaker telefoontjes van medepatiënten en heeft nu eenmaal ook contact met
medepatiënten die drugs gebruiken. In de wettelijke aantekeningen staat nu dat sprake was van een ernstige verdenking, terwijl slechts sprake was van ruis op basis van ongefundeerde verdenkingen.
b De inrichting wilde niet met klager in discussie gaan over het kasboek, maar klager wilde het kasboek inzien om zijn gelijk te kunnen aantonen. De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend. Klager wenst alsnog een tegemoetkoming.
c De klacht ziet niet op de insluiting wegens het niet deelnemen aan de arbeid, maar alleen op het niet met zijn raadsvrouw mogen bellen. Klager wilde zijn raadsvrouw spreken. Dit was dringend, omdat hij niet mocht werken en wilde bespreken of hij in
beklag kon gaan en een schorsingsverzoek kon indienen. Klager had haar eerder die dag gebeld maar haar niet kunnen bereiken, waarop hem was gezegd later nogmaals te bellen.
d De opnamefunctie was al in een vorige inrichting onklaar gemaakt. Klager heeft de radio in de huidige inrichting van verblijf mogen invoeren en heeft de radio op zijn kamer gehad. De radio is niet bij een eerste kamerinspectie, maar pas in april 2013
in beslag genomen. Klager heeft vaak om teruggave van de in beslag genomen radio gevraagd. Hij heeft in ieder geval mondelinge verzoeken aan zijn mentor gedaan en heeft ook ter zitting van de beklagcommissie, waarbij zijn hoofdbehandelaar aanwezig was,
om teruggave verzocht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a Klager is gezegd dat hij vanwege de verdenking van drugshandel niet meer mocht werken in de winkel en de vuilophaal, maar dat hij wel minder verantwoordelijk werk op de werkzaal mocht doen. Dit is geen beperkende maatregel, maar betreft een
behandelafspraak die in overleg met klagers hoofdbehandelaar, de arbeidstrainers en het hoofd sociotherapie is gemaakt en duidelijk aan klager is uitgelegd. De inrichting kan niet elk vermoeden van ruis uitpluizen en handelt daarom naar aanleiding van
vreemd/opmerkelijk gedrag. Later is klager transparanter geworden, waardoor het nu veel beter gaat. Momenteel wordt de mogelijkheid van een aanvraag van begeleid verlof bezien.
b Elke patiënt heeft een kasboek dat wordt bekeken door de mentor. In klagers geval is het kasboek vaker doorgenomen en bleef er maar discussie bestaan of het wel of niet kloppend was. Op een gegeven moment is de inrichting daarmee gestopt.
c Patiënten worden zoveel mogelijk gemotiveerd aan hun programma deel te nemen en worden daarom ingesloten als zij daaraan niet willen deelnemen. Zij mogen buiten hun programmaonderdelen bellen. Tijdens een programmaonderdeel mag alleen gebeld worden
als er sprake is van dringende noodzaak. Het behandelteam schat per geval in of daarvan sprake is. Tijdens een programmaonderdeel kan met een advocaat gebeld worden als er een belafspraak is. In klagers geval was geen belafspraak met zijn advocaat
bekend.
d De radio staat tot op heden in de opslag, omdat tijdens een kamerinspectie was gebleken dat klager op zijn kamer een radio had, waarvan de verzegeling niet klopte en de opnamefunctie niet onklaar was gemaakt. In dat geval gaat het om een verboden
voorwerp dat niet op de kamer aanwezig mag zijn. Klager kan verzoeken om teruggave, waarop dan een beslissing zal worden genomen. In de huisregels is niet opgenomen of een dergelijk verzoek mondeling of schriftelijk gedaan moet worden. Het onklaar
maken
van de opnamefunctie van een radio behoeft niet door een patiënt te worden geregeld, maar wordt door de technische dienst van de inrichting gedaan.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van de beklagonderdelen a, c en d is aangevoerd kan
- voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Voor wat betreft beklagonderdeel a is daarbij in aanmerking genomen dat op grond van de destijds aanwezige ruis rond klagers betrokkenheid bij drugshandel in redelijkheid kon worden beslist om klager zijn als vertrouwensfuncties aan te merken
werkzaamheden in de winkel en in de vuilophaal waarbij klager veel bewegingsvrijheid in de inrichting heeft, (tijdelijk) niet meer mocht uitoefenen.
Met betrekking tot onderdeel c overweegt de beroepscommissie dat niet aannemelijk is geworden dat klager een voor de inrichting kenbare belafspraak met zijn raadsvrouw had. De omstandigheid dat klager eerder die dag zijn raadsvrouw niet telefonisch
heeft kunnen bereiken en hem zou zijn gezegd later nogmaals te bellen, kan niet als zodanig worden aangemerkt.
Wat betreft beklagonderdeel d wordt in aanmerking genomen dat klagers radio in redelijkheid als verboden voorwerp in beslag genomen kon worden op het moment dat tijdens een kamerinspectie bleek dat de verzegeling niet correct was en de opnamefunctie
niet onklaar was gemaakt. De omstandigheden dat klager de radio heeft mogen invoeren en ondanks eerdere kamerinspecties op zijn kamer heeft mogen houden kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Wel overweegt de beroepscommissie ten overvloede dat het
in deze bijzondere omstandigheden van het geval op de weg van de inrichting had gelegen om eigener beweging in overleg te treden met de klager met het aanbod de opnamefunctie van de radio onklaar te maken en de radio van de juiste verzegeling te
voorzien zodat desgewenst teruggave van de radio aan klager mogelijk zou worden.

De beklagcommissie heeft klachtonderdeel b gegrond verklaard zonder een overweging aan enige tegemoetkoming te wijden. De beroepscommissie acht de gegrondverklaring van de klacht voldoende tegemoetkoming voor klager en ziet daarom geen aanleiding om
klager daarnaast een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

Het beroep zal derhalve op alle onderdelen ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven