Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3311/TA, 21 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3311/TA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onder g, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.C. Keuning,
namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 3 oktober 2013 van het hoofd van het FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de onderliggende stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.C. Keuning, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], behandelend arts, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het hoofd van de inrichting heeft ten aanzien van klager beslist tot het onder dwang toepassen van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt (hierna: a-dwangbehandeling).

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Recidivegevaar in de inrichting is moeilijk te beoordelen. Het enige bekende feit betreft het delict waarvoor aan klager tbs is opgelegd. Tijdsverloop kan meespelen bij een afname van het recidiverisico. Het is de vraag of sprake is van een zodanig
gevaar dat medicatie noodzakelijk is. Klager ziet geen noodzaak voor onvrijwillig gebruik van medicatie. Vanaf oktober 2013 wordt klager onder dwang medicatie toegediend. Hij heeft als gevolg daarvan gewrichtspijn, een erkende bijwerking van de
medicatie. Er zijn thans onvoldoende positieve effecten van de toegediende medicatie op klagers stemming en gesteldheid. Er is geen verandering in klagers zelfinzicht. Klager ziet evenmin noodzaak voor vrijwillig gebruik van medicatie, omdat hij geen
reden voor behandeling ziet.

Klager heeft daaraan toegevoegd dat hij al 25 jaar gediplomeerd arts-assistent is. Hij heeft de inrichting gezegd dat hij geen medicatie nodig heeft. Hij wil geen proefkonijn zijn. Hij zit al bijna 10 jaar vast en wordt voor het eerst met medicijnen
lastig gevallen. Hij wil die medicijnen niet gebruiken, omdat hij daardoor niet vrij zal komen en hij er lichamelijk last van heeft.

Door en namens het hoofd van de inrichting is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De a-dwangbehandeling is opgenomen in klagers behandelingsplan en wordt sinds 15 oktober 2013 toegepast. Klager heeft een uitgebreide psychiatrische
voorgeschiedenis waarbij wat betreft de behandeling de vraag speelt wat nodig is om hem verantwoord naar de maatschappij terug te kunnen laten keren. Klager wil niet in de inrichting verblijven en behandeld worden. Maatschappelijke teloorgang binnen de
behandelsetting dreigt. Diverse behandelend artsen van de inrichting hebben over een periode van jaren tevergeefs geprobeerd klager te bewegen om medicatie te gaan gebruiken. Het dilemma was dat in de tbs uit behandeloverwegingen zonder direct dreigend
gevaar geen dwangmedicatie gegeven kon worden, een behandeling die klager in de geestelijke gezondheidszorg wel had kunnen krijgen. Iemand die zo ziek als klager is, heeft recht op de juiste behandeling. Sinds de wetswijziging van 1 juli 2013 is dat nu
ook in de tbs mogelijk geworden. Zonder medicatie heeft klager geen uitstroommogelijkheid naar de geestelijke gezondheidszorg. Ook voor een longstayplaatsing moet behandeling met medicatie overwogen zijn.
Klager functioneert al tientallen jaren psychotisch. Bij een psychose is alleen een medicamenteuze behandeling effectief, zeker nu ziekte-inzicht bij klager totaal ontbreekt. Beschermd wonen is op dit moment voor hem niet haalbaar. Olanzapine is één
van
de goed werkende middelen bij een psychose, zeker nu klager volgens zijn familie eerder slechte ervaringen heeft gehad van het andere goed werkende middel Haloperidol. Het vergt de nodige tijd voordat het effect van het gebruik van Olanzapine zichtbaar
kan worden. Een termijn van drie maanden die sinds de aanvang van de toediening is verstreken is daarvoor te kort. Het is de vraag wat met zo min mogelijk medicatie bereikt kan worden. Wellicht is pas over een jaar enig effect zichtbaar en misschien is
behandeling met twee middelen wel effectiever dan met één middel. De inrichting heeft klager aangeboden om zijn bloedspiegel te bepalen, bijvoorbeeld om de dosering van de huidige medicatie te verlagen in verband met de bijwerkingen, maar klager wil
daaraan niet meewerken. Zijn standpunt in dezen belemmert medische begeleiding rond de toediening van de depotmedicatie en mogelijke bijwerkingen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenoemde a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar, dat de stoornis van de
geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Uit de stukken en het behandelde ter zitting komt het volgende naar voren.
Klager verblijft volgens de inrichting sinds 2005 in de tbs. Er is sprake van een al jaren durende, onbehandelde psychotische stoornis. Deze stoornis kan alleen effectief worden behandeld met antipsychotische medicatie, bij voorkeur Olanzapine in
verband met door klagers familie gemelde bijwerkingen van een ander door de inrichting effectief geachte medicatie (Haloperidol). Het psychotische toestandbeeld van verzoeker maakt behandeling zonder medicatie onmogelijk. Zonder medicatie zal klager
lang verpleegd moeten blijven en mogelijk in de longstay belanden. Klager heeft bij herhaling geweigerd vrijwillig medicatie in te nemen. Herhaalde pogingen hem hiertoe te motiveren zijn mislukt.
De a-dwangbehandeling is in klagers behandelingsplan opgenomen en wordt sinds 15 oktober 2013 toegepast.

Volgens de behandelend arts van klager (H.) en de behandelend psychiater van klager (A.) stagneert klagers behandeling al jaren door klagers pertinente weigering om medicatie te gebruiken, lopen pogingen om toe te werken naar een FPA vast op de eis van
medicatiegebruik en zal zonder medicatie de voorheen bestaande uitzichtloze situatie voortduren waarbij klager zal afstevenen op een, onwenselijk te achten, longstayverblijf. Antipsychotische medicatie is volgens deze deskundigen doelmatig, omdat dit
het enige daadwerkelijk effectieve middel is bij bestrijding van de onderhavige psychose. Verder is antipsychotische medicatie proportioneel om resocialisatie haalbaar te maken; omdat er geen minder aangrijpend alternatief is voldoet toediening aan de
eis van subsidiariteit.
Deze artsen hebben een second opinion gevraagd aan psychiater de B. die niet bij klagers behandeling betrokken is. Volgens deze psychiater zal zonder medicatie de huidige toestand blijven bestaan en de behandeling zich eindeloos voortslepen.

In het licht van het vorenstaande is voldoende aannemelijk dat klager lijdt aan een psychotische stoornis die zonder behandeling gevaar voor hem oplevert en dat een a-dwangbehandeling noodzakelijk is om dat gevaar af te wenden. Tevens is voldoende
aannemelijk dat de beslissing van het hoofd van de inrichting tot het toepassen van een a-dwangbehandeling bij klager aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid voldoet. De enkele omstandigheid dat klager de noodzaak van
medicamenteuze behandeling niet ziet kan daaraan niet afdoen.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven