Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3835/GA en 13/4091/GA, 20 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3835/GA en 13/4091/GA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 8 november 2013 en 4 december 2013 van respectievelijk de beklagcommissie en de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Roermond in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. T.J.A. Winnubst, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie en de beklagrechter
a. Het beklag met kenmerk R2013/362 betreft de wijze waarop de urinecontrole op
9 augustus 2013 is uitgevoerd.
b. Het beklag met kenmerk R2013/387 betreft de wijze waarop de urinecontrole op
11 september 2013 is uitgevoerd.
c. Het beklag met kenmerk R2013/408 betreft het feit dat klager op 10 september 2013 op zijn cel is ingesloten en niet door de directeur is gehoord.
d. Het beklag met kenmerk R2013/409 betreft de wijze waarop de urinecontrole op
11 september 2013 is uitgevoerd.

De beklagcommissie heeft bij uitspraak van 8 november 2013 het beklag met kenmerk R2013/362 (hierboven vermeld onder a) en het beklag met kenmerk R2013/408 (hierboven vermeld onder c) ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in
zijn beklag met kenmerk R2013/409 (hierboven vermeld onder d) op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagrechter heeft bij uitspraak van 4 december 2013 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag met kenmerk R2013/387 (hierboven vermeld onder b) op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a, b en d: De wijze waarop urinecontroles worden uitgevoerd, voldoet niet aan de in de wet gestelde regels en
procedure. Klager kan de buisjes die worden gebruikt bij het afnemen van urine niet meer zelf afsluiten. Daarnaast wordt niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3, zesde lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de
Regeling). Het personeel heeft nog nooit klagers relevante pathologie en medicatiegebruik vermeld op het aanvraagformulier.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c: Klager heeft al sinds zijn achttiende een Wajong-uitkering, wegens psychische klachten. Klager probeert al lange tijd een gesprek te regelen met de psychiater, maar dit lukt steeds niet.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a overweegt de beroepscommissie het volgende. In de locatie Roermond worden urinecontroles gehouden met behulp van een ‘vacutainer’. Verder wordt gebruik gemaakt van vacuüm urinebuisjes met in de dop een
zelfsluitend vliesje. Nadat het buisje is gevuld met urine sluit het vliesje in de dop van het buisje, nadat de naald uit de opvangbeker daar doorheen is geprikt, automatisch. Daardoor hoeft de gedetineerde de buisjes niet meer met een dopje af te
sluiten. In haar uitspraak van 27 november 2013 (kenmerk 13/2458/GA) heeft de beroepscommissie geoordeeld dat deze handelwijze overeenstemt met de in artikel 3, derde en vijfde lid, van de Regeling beschreven procedure. In die uitspraak heeft de
beroepscommissie ook overwogen dat de omstandigheid dat het dopje van het buisje kan worden gehaald, niet maakt dat er sprake is van strijd met de Regeling.

Ingevolge artikel 3, zesde lid, van de Regeling dient het aanvraagformulier onder meer gegevens over medicatiegebruik en relevante pathologie te bevatten. Op de zitting van de beroepscommissie van 20 december 2013, waar een drietal andere beroepen
(13/3535/GA, 13/3536/GA en 13/3537/GA) van klager over de wijze waarop urinecontroles zijn uitgevoerd, aan de orde zijn geweest, heeft klager te kennen gegeven dat hij geen toestemming heeft verleend voor het opvragen van zijn medische gegevens. Onder
deze omstandigheid levert het niet vermelden van die gegevens op het aanvraagformulier naar het oordeel van de beroepscommissie geen strijd op met de Regeling. Overigens kan klager zelf op het aanvraagformulier invullen welke medicatie hij gebruikt.

De wijze waarop urinecontroles in de inrichting worden uitgevoerd is niet in strijd met de Regeling. Nu ook niet is gebleken dat op 9 augustus 2013 bij de afname van de urine de procedurevoorschriften uit de Regeling niet zijn nageleefd, zal de
beroepscommissie het beroep van klager ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden bevestigen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b overweegt de beroepscommissie het volgende. Anders dan de beklagrechter in zijn uitspraak van 4 december 2013 heeft overwogen, is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet heeft geklaagd over de
wijze
waarop urinecontroles in het algemeen worden uitgevoerd, maar over de wijze waarop de urinecontrole op 11 september 2013 is uitgevoerd. Nu het beklag gaat over een concrete urinecontrole, zal de beroepscommissie klager alsnog ontvangen in zijn beklag.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve vernietigen.

Gelet op hetgeen ten aanzien van het beklag als vermeld onder a is overwogen en nu het de beroepscommissie niet is gebleken dat op 11 september 2013 bij de afname van de urine de procedurevoorschriften uit de Regeling niet zijn nageleefd, zal de
beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het verslag van 10 september 2013 maakt de beroepscommissie op dat het personeel op de arbeidszaal klager tot driemaal toe heeft gesommeerd om te beginnen
met
het arbeidsproces, maar dat klager dit tot driemaal toe heeft geweigerd. Nu hiermee het gezag van het personeel is aangetast, heeft zich een situatie voorgedaan die onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting. De beslissing om klager
weg
te sturen van de arbeid en hem, op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw – het zogenaamde bewaardersarrest – in te sluiten op zijn cel, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Voorafgaande
aan de insluiting in het kader van het bewaardersarrest hoeft de gedetineerde niet door de directeur te worden gehoord. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden
bevestigen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder d overweegt de beroepscommissie het volgende. De beklagcommissie heeft klager op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Klager heeft dit beklag ingediend op 16 september 2013 (R2013/409),
maar had op 11 september 2013 al een klacht (R2013/387) over hetzelfde onderwerp ingediend. Op het beklag (R2013/387) van 11 september 2013 is door de beklagrechter beslist en ook de beroepscommissie heeft – in deze uitspraak – op die klacht beslist.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake de klachten als vermeld onder a, c en d ongegrond. Zij bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie van 8 november 2013, met aanvulling van de gronden ten aanzien van het beklag als vermeld onder a en
met
wijziging van de gronden ten aanzien van het beklag als vermeld onder c.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter van 4 december 2013, gegeven op het beklag als vermeld onder b, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven