Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3916/GA, 20 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3916/GA

betreft: [klager] datum: 10 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Skála, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 16 en 17 januari 2014 zijn nadere reacties van
de
directeur en klagers raadsman ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het insluiten van klager op cel gedurende de arbeid.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De behandeling van de klacht door de beklagrechter heeft langer geduurd dan in de Pbw is toegestaan. Klager is ten onrechte niet door de beklagrechter
gehoord, waardoor hij niet heeft kunnen aantonen dat hij geen misbruik maakt van het beklagrecht en om zijn klacht nader te onderbouwen. Er zijn geen medische stukken opgevraagd bij medische instanties, zoals huisarts en ziekenhuis. De medische dienst
beschikte daardoor niet over de juiste informatie. Hier komt bij dat de medische dienst niet in staat is tot het maken van röntgenfoto’s. Klager had adequaat moeten worden onderzocht in een ziekenhuis, alwaar zijn arbeidsongeschiktheid zou zijn
bevestigd. Het niet laten onderzoeken door een deskundige is klachtwaardig. Bij gebrek aan een correct vastgestelde arbeidsongeschiktheid kan klager niet worden gedwongen om af te tekenen voor de arbeid, af te zien van loonbetaling en akkoord te gaan
met insluiting op zijn cel. De inrichtingsarts heeft klager kenbaar gemaakt, dat hij niet goedgekeurd zou mogen worden. Zonder dat er sprake is geweest van een gedegen onderzoek is klager onder druk van de directeur arbeidsgeschikt verklaard.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht. Gezien de grote hoeveelheid klachten van klager en het belang van een correcte afhandeling was het niet mogelijk de klachten zo spoedig
mogelijk te reageren. Er is geen reden de klacht gegrond te verklaren. Klager heeft gesproken met zowel de maandcommissaris als de voorzitter van de beklagcommissie. Voorts is hij gehoord door zijn mentor en het afdelingshoofd. Klager heeft bij de
maandcommissaris aangegeven dat zijn klachtenlawine moet worden gezien als een protestactie tegen zijn behandeling. Dit blijkt ook uit een notitie van de maandcommissaris. Misbruik van beklagrecht moet worden aangenomen op grond van het feit dat klager
vele ongefundeerde klachten heeft ingediend. Klager had redelijkerwijs kunnen weten dat op grond van artikel 61, derde lid, van de Pbw de klacht zo nauwkeurig mogelijk moet worden vermeld. Voor medische klachten geldt een andere procedure.

3. De beoordeling
De beslissing klager gedurende de arbeid op zijn cel in te sluiten, is een beslissing van de directeur waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag openstaat. De beslissing van de beklagrechter kan derhalve niet in stand blijven.

Op grond van artikel 47, derde lid, van de Pbw is de gedetineerde verplicht de hem door de directeur opgedragen arbeid te verrichten. De directeur stelt in zijn verweerschrift van 18 oktober 2013 dat klager gekeurd is en geschikt is bevonden door de
inrichtingsarts. In de penitentiaire praktijk is het gebruikelijk dat de inrichtingsarts bepaalt of een gedetineerde geschikt is voor de in de inrichting aangeboden arbeid. Arbeid in een penitentiaire inrichting heeft niet hetzelfde karakter of
dezelfde
functie als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. Tegen deze achtergrond ligt het niet voor de hand deze beslissing elders te leggen. Nu klager arbeidsgeschikt is
bevonden en kennelijk niet aan de aangeboden arbeid wenste deel te nemen, kan de beslissing van de directeur om klager tijdens het arbeidsblok in te sluiten op zijn cel niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beklag dient derhalve
ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 10 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven