Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0029/GV, 10 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/29/GV

betreft: [klager] datum: 10 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.R. van de Water, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 januari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers vriendin, en niet klager zelf, is betrapt met softdrugs. Klager heeft verklaard niets te weten van een mogelijk plan van zijn vriendin om softdrugs in te voeren in de gevangenis van de
penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht. Klagers vriendin heeft niet verklaard gehandeld te hebben in opdracht van, op verzoek van of in overleg met klager. Niet is gebleken dat klager betrokken is geweest bij de vermeende invoer. De Staatssecretaris
is uitgegaan van veronderstellingen die niet door feiten worden gestaafd. Door klagers verzoek af te wijzen krijgt klager niet de kans om zich stapsgewijs voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij, terwijl hij over anderhalve maand
voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Het is wenselijk dat voorafgaand aan zijn v.i. klager één of meerdere keren met verlof is geweest. Zijn terugkeer in de maatschappij wordt nu mogelijk belemmerd. Klager heeft verzocht om te worden gehoord.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op de afdeling waar klager op verblijft in de p.i. Dordrecht wordt klager gezien als een dealer. Op 11 december 2013 kwam klagers vriendin op bezoek voor een bezoek zonder toezicht. Nadat de drugshond had aangeslagen bleek dat klagers vriendin 41 gram
softdrugs in pakketjes verpakt bij zich had. Het is aannemelijk dat klagers vriendin niet uit vrije wil de p.i. Dordrecht inloopt terwijl zij 41 gram softdrugs bij zich heeft. Klager zegt van niets te weten. Op de afdeling van de gevangenis van de p.i.
Dordrecht was de hoeveelheid drugs al een probleem en het ligt, gelet op het voorgaande, voor de hand dat klager als dealer wordt gezien. Klager laat grensoverschrijdend gedrag zien en hij neemt het niet zo nauw met de regels in de gevangenis. De
reclassering heeft negatief geadviseerd op plaatsing in een penitentiair programma omdat er geen vertrouwen is in het feit dat klager zich aan de behandelvoorwaarden houdt. Klagers recidiverisico wordt hoog ingeschat.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat er geen vertrouwen bestaat in een goede afloop van klagers algemeen verlof. De directeur voert hiervoor de poging tot invoer van drugs door zijn
vriendin aan. Uit het rapport dat hierover is opgemaakt blijkt dat deze om en nabij 41 gram drugs zodanig in kleine pakketjes waren geprepareerd dat deze anaal de inrichting ingebracht zouden kunnen worden. Vanwege het grote drugsprobleem op zijn
afdeling en het vermoeden dat klager dealer is, is hij intern overgeplaatst Klager wordt regelmatig wegens grensoverschrijdend gedrag disciplinair gestraft in de inrichting, zoals voor het bezit van een telefoon, fraude bij een urinecontrole, een
vechtpartij met fors geweld en grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van het personeel. Tot twee keer toe is klager afgehaakt gedurende aangeboden hulpverleningstrajecten, onder meer in de Waag. Voor het begeleiden van een penitentiair programma
wilde
de reclassering de verantwoordelijkheid niet dragen. Mocht besloten worden wel algemeen verlof aan klager te verlenen, dan wordt geadviseerd dit voor maximaal 12 uur toe te staan en de bijzondere voorwaarden van de reclassering, te weten een
locatieverbod en elektronisch toezicht, op te volgen.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd op klagers verzoek.
Zijn verlofadres is in orde bevonden. Overigens heeft de politie heeft positief geadviseerd op klagers verzoek tot algemeen verlof onder de toevoeging dat hij tijdens zijn verlof zal worden bezocht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om zijn verzoek tot algemeen verlof mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens diefstal, vergezeld met of gevolgd door geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 maart 2014.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en
veiligheid in de samenleving. Het gegeven dat hulpverleningstrajecten zijn mislukt is in het licht van de aanstaande vrijlating niet meer voldoende zwaarwegend om verlof af te wijzen. Voor de beroepscommissie telt zwaar de poging tot invoer van een
behoorlijke hoeveelheid drugs door de vriendin van klager. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 10 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven