Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2276/GV, 28 januari 2002, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2276/GV

betreft: [klager] datum: 28 januari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 19 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.Vonken, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 14 december 2001 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede voornoemde mr. A. Vonken om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
Reeds eerder is een verzoek om strafonderbreking door de Minister afgewezen en het beroep hiertegen (nummer 01/1493/GV) is door de beroepscommissie op 1 oktober 2001 ongegrond verklaard. De dringendheid van de gevraagdestrafonderbreking is nog steeds aanwezig, de overige kwesties staan thans echter in een ander licht. Klager verblijft inmiddels al weer geruime tijd (opnieuw) in detentie en hij heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven zichniet te kunnen houden aan afspraken of zich, bij een eventuele strafonderbreking, te zullen onttrekken aan de verdere tenuitvoerlegging van de straf. Daarnaast is het strafrestant van klager niet zodanig lang dat dit aan eenstrafonderbreking in de weg zou staan. Klager is samen met de reclassering bezig met een aanvraag voor elektronisch toezicht. Indien dat doorgaat, verblijft klager buiten de inrichting. Het valt daarom niet in te zien waarom eenverzoek om strafonderbreking thans anders zou moeten worden beoordeeld. De opmerking van de Minister dat alle adviezen negatief zijn, is niet juist. In ieder geval de reclassering stelt zich volledig ondersteunend op ten aanzien vanhet verzoek om strafonderbreking. In dit verband wordt verwezen naar het adviesrapport van 23 juli 2001, dat volgens klager nog steeds juist is.
Klager vraagt aanvullend om een tweede kans om zijn gezin te helpen, dat hem erg nodig heeft. Hij weet dat het fout is geweest om niet terug te keren van verlof, maar toen hij geen medewerking kreeg voor verlenging van dat verlofheeft hij voor zijn gezin gekozen. Klager heeft eerder zijn partner verloren door zelfmoord, ook nadat zij door hulpverleners waren afgewezen, en hij wil dat niet nog eens meemaken. Klager heeft de tijd die hij buiten verbleef geenproblemen gemaakt. Hij heeft eerder ook al eens de inrichting verlaten voor de duur van zes uur om schoolzaken te regelen voor zijn zoon. Hij heeft die tijd thuis verbleven en is netjes teruggekeerd naar de inrichting.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft strafonderbreking verzocht in verband met de medische toestand van zijn vriendin. De Minister heeft niet voldoende aanleiding kunnen vinden om aan het verzoek te voldoen. De medisch adviseur bij het ministerie vanjustitie heeft aangegeven een strafonderbreking niet als oplossing voor de problemen te zien. Geadviseerd werd om klager zo spoedig mogelijk over te plaatsen naar een inrichting waar zijn gezin hem makkelijker kan bezoeken. Klageris inmiddels overgeplaatst van de locatie De Schie te Rotterdam naar de locatie De Geerhorst te Sittard. Bovendien vormt de ontvluchting van klager in een eerder stadium van deze detentie, een contra-indicatie voor het verlenen vanvrijheden. Na een redelijk aanbod tot het gezamenlijk bekijken van de situatie en de mogelijkheden keerde hij – in de wetenschap van de consequenties – niet terug naar de inrichting. Hiermee heeft klager zijn onbetrouwbaarheid metbetrekking tot het nakomen van afspraken aangetoond. De directeur van de locatie De Schie heeft met het oog hierop negatief geadviseerd op het verzoek om strafonderbreking, evenals het openbaar ministerie.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de locatie De Schie is negatief geadviseerd, omdat klager in het verleden heeft aangetoond bij dezelfde problematische thuissituatie niet terug te keren van verlof.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Maastricht heeft bezwaar tegen honorering van het verzoek, gelet op de ernst van de feiten, de recente ontvluchting en de omvang van het strafrestant.
De medisch adviseur heeft nadere medische informatie omtrent klagers partner en haar kinderen ingewonnen. Sinds 22 oktober 2001 is de vrouw al drie keer in het ziekenhuis behandeld wegens het innemen van een overdosis medicijnen enook is zij al drie keer opgenomen geweest op de psychiatrische afdeling. Voorzover bekend, verblijft zij daar nog steeds. De dochter heeft veel moeite met de opnames van haar moeder en de afwezigheid van klager. Eenstrafonderbreking lijkt de medisch adviseur echter geen oplossing voor de problemen. Wel luidt het advies om klager zo spoedig mogelijk over te plaatsen naar een inrichting in de buurt van Brunssum, opdat het gezin hem gemakkelijkerkan bezoeken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat (het restant) van een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek terzake van verkrachting en overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 juni 2002. Aansluitend dienthij eventueel zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 36 juncto 23 kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor een bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerende levenspartner of kind.

De beroepscommissie overweegt het volgende.
De medisch adviseur heeft de Minister op 20 november 2001 bericht dat een strafonderbreking geen oplossing lijkt voor de aangevoerde problemen. De geadviseerde overplaatsing van klager naar een inrichting in de buurt van Brunssum,is op 29 november 2001 gerealiseerd.
Klager is op 17 juni 2001 niet teruggekeerd naar de inrichting van algemeen verlof. Tot zijn aanhouding op 5 oktober 2001 heeft hij zich onttrokken aan de detentie. Wat ook zij van de reden hiervoor, dit gegeven vormt een forsecontra-indicatie voor het verlenen van strafonderbreking. Bij de officier van justitie bestaat, mede gelet op de onttrekking aan detentie, bezwaar tegen toekenning van het verzoek.
Het ernstige vermoeden is aanwezig, nu zich dezelfde problematische thuissituatie voordoet, dat klager wederom niet (tijdig) naar de inrichting zal terugkeren.
Gezien het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd is met de wet en dat deze, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 28 januari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven