Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3190/TA, 18 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3190/TA

betreft: [klager] datum: 18 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 augustus 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie 23 januari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Overamstel, zijn namens het hoofd van voormelde
tbs-inrichting gehoord, [...], juridisch medewerker.
Als toehoorder was aanwezig [...] van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en zijn raadsman mr. T.P.Klaasen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. het zonder medeweten van klager openen van een rekening bij de ING,
b. het niet verschaffen van rekeningsafschriften aan klager door de bank zelf,
c. het ten onrechte inhouden van € 81,= voor reservering van schulden.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a.
De inrichting heeft in augustus 2012 advies gevraagd bij de AFM over de toelaatbaarheid van het openen van bankrekeningen op naam van verpleegden zonder overleg met de verpleegden en met gebruikmaking van hun ID-kaart zonder hun toestemming. Daarna is
niets meer van de AFM vernomen.
De uitvoering van de zorgplicht kan niet worden gebaseerd op artikelen uit het Burgerlijk Wetboek.
b.
Klager krijgt geen bankafschriften van de bank zelf, maar wel overzichten die door de kliniek zijn gemaakt. Klager heeft er belang bij dat hij zijn eigen afschriften krijgt zodat hij zijn eigen inkomsten en uitgaven kan controleren.
c.
De inrichting heeft klager een financieel plan voorgelegd, maar klager heeft geweigerd deze overeenkomst te tekenen. Reeds in FPC de Pompestichting en FPC Oostvaarderskliniek is vastgesteld dat klager geen schulden heeft en desondanks is bij klager een
aantal keren € 81,= afgeboekt voor reservering schulden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
a.
De inrichting heeft in het begin van de overbrenging van het geldelijk beheer van de ABN-Amro bank naar de ING bank te weinig uitleg en informatie gegeven aan de verpleegden. Dit is later verbeterd. Het hoofd financiën van de inrichting heeft veel
voorlichting gegeven aan de verpleegden.
b.
Ook voorheen ontvingen verpleegden nooit afschriften van de bank zelf en de inrichting ontvangt ook geen afschriften van de ING bank.
Alleen de personeelsleden, die direct betrokken zijn bij de behandeling van een verpleegde, kunnen de financiën van de verpleegde inzien.
c.
De inrichting is bevoegd € 81,= af te schrijven indien er sprake is van een schuld. Het bedrag van de schuld is niet bepalend. Klager had een schuld van € 7,= en op 11 september 2012 is het restant aan klager terugbetaald.

3. De beoordeling
a.
In haar uitspraak van 23 oktober 2013, 13/2667/TA en 13/2698/TA heeft de beroepscommissie over een gelijkluidende klacht geoordeeld.
Het beheer van eigen geld van de verpleegde door de inrichting kan niet worden aangemerkt als een bij of krachtens de Bvt gestelde zorgplicht, tegen de wijze van betrachten waarvan krachtens artikel 56, vierde lid, Bvt geen beklag open staat. Ingevolge
artikel 40, tweede lid Rvt berust het beheer van het eigen geld van de verpleegde bij het hoofd van de inrichting, tenzij in het verplegings- en behandelingsplan anders is bepaald. Dit beheer vormt dus een beperking van het eigendomsrecht van de
verpleegde. Het beklag richt zich tegen een concrete beslissing in het kader van de beheersbevoegdheid van het hoofd van de inrichting. Klager is op grond van het vorenstaande ingevolge artikel 56, eerste lid onder e, Bvt dan ook ontvankelijk in zijn
beklag.

De beheersbevoegdheid van het hoofd van de inrichting als bedoeld in artikel 40, tweede lid, Rvt betekent dat een afzonderlijke beheersovereenkomst tussen klager en de inrichting ten aanzien van het beheer van klagers eigen geld niet noodzakelijk is.
Gelet op de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme zijn banken verplicht om een identiteitsbewijs van een bankrekeninghouder op te vragen.

De beklagcommissie heeft terecht geoordeeld dat de inrichting met het verstrekken van kopieën van de identiteitsbewijzen van verpleegden aan de ING binnen het kader van deze beheersopdracht heeft gehandeld. De beroepscommissie zal het beklag ongegrond
verklaren.

b. en c.
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van b. en c. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beklag onder a ongegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 18 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven