Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3666/GA, 18 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3666/GA

betreft: [klager] datum: 18 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 4 november 2013 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 5 september 2013 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De directeur kan zich niet vinden in de redenering van de beklagcommissie dat afwijzingsgronden voor verlof gebaseerd behoren te zijn op het gedrag
van een gedetineerde in de inrichting. Het gedrag binnen de inrichting is niet zelden anders dan in de vrije maatschappij. In april 2013 is er een oproep naar klagers adres, hetgeen hetzelfde adres is als het eerste opgegeven verlofadres, gestuurd om
zich te melden. Klager heeft dit niet gedaan en in mei 2013 is een arrestatiebevel uitgevaardigd. Dat klager zich in juni 2013 alsnog gemeld heeft, betekent niet dat klager moet worden betiteld als ‘zelfmelder’. De directeur heeft wel degelijk een
eigen
afweging gemaakt. De directeur had onvoldoende vertrouwen dat klager zich zou houden aan gemaakte afspraken. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen had de directeur niet twaalf weken om klager te observeren, maar twee maanden. Dit betreft maar
een korte periode. Voorts heeft de beklagcommissie geoordeeld dat het politieadvies mager gemotiveerd is. Het eerste verlofadres is het adres van klagers vrouw, met wie hij in een scheiding ligt. De politie had bezwaar tegen verblijf van klager op dit
adres. Klager heeft een nieuw adres opgegeven, maar had de naam van de bewoonster verkeerd gespeld. Derhalve heeft de politie weer negatief geadviseerd. Verzocht wordt om het beklag alsnog ongegrond te verklaren.

Klager heeft zijn standpunt als volgt toegelicht. Klager wil dat hij alsnog de gelegenheid krijgt om het, ten onrechte niet toegekende, verlof te benutten. Voorts wil klager tot aan het moment van zijn plaatsing in een z.b.b.i. wekelijks met verlof.
Klager komt vanaf 8 oktober 2013 in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Daarnaast wil hij financieel gecompenseerd worden voor alle weekendverloven die hij heeft gemist in de periode vanaf 8 oktober 2013 tot heden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 360 dagen met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij een subsidiaire hechtenis van twee dagen en een vervangende hechtenis van in totaal vijftien dagen, vanwege drie Lex Mulder-zaken,
te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 20 juni 2014.

Het beklag is gericht tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen. Klager is op 25 oktober 2013 en op 6 december 2013 met algemeen verlof geweest.

De beroepscommissie stelt voorop dat zij ervan uitgaat, hoewel dit niet expliciet in de afwijzende beslissing van 5 september 2013 is vermeld, dat het verlof is afgewezen op grond van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4, onder d (gebleken
onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken) en j (het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres) van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (verder: de Regeling).

Bij de beoordeling van de afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 4, onder d, van de Regeling gaat de beroepscommissie uit van de volgende feiten en omstandigheden. In april 2013 is naar klagers adres een oproep gestuurd om zich te melden in een b.b.i.
Aan deze oproep heeft klager geen gevolg gegeven en in mei 2013 is een arrestatiebevel uitgevaardigd. Op 25 juni 2013 heeft klager zich alsnog zelfstandig gemeld.

Uit het door de directeur, in beroep, overgelegde inrichtingsadvies maakt de beroepscommissie op dat de reclassering klagers risico op onttrekking aan voorwaarden heeft ingeschat als laag/gemiddeld. Verder blijkt uit dat advies dat klager op 5 juli
2013
heeft getekend voor deelname aan het programma Binnen Beginnen, dat er op 6 september 2013 – aldus daags na de afwijzende beslissing – een re-integratieplan voor klager is opgesteld en dat klager zich in detentie correct gedraagt. Niet gebleken is dat
klager in de inrichting met hem gemaakte afspraken veelvuldig niet is nagekomen dan wel dat hij recentelijk met hem gemaakte afspraken heeft geschonden.

De beroepscommissie is, in aanmerking nemende bovengenoemde omstandigheden, van oordeel dat de enkele omstandigheid dat klager niet tijdig heeft gereageerd op een oproep zich te melden – hetgeen hij overigens later op eigen initiatief alsnog heeft
gedaan – in redelijkheid niet voldoende is om tot afwijzing van de verlofaanvraag te komen op grond van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4, onder d, van de Regeling.

Bij de beoordeling van de afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 4, onder j, van de Regeling gaat de beroepscommissie uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 31 juli 2013 heeft de politie Oost Brabant te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen
het eerste, door klager opgegeven verlofadres. Daarna heeft klager een nieuw verlofadres opgegeven, maar op het aanvraagformulier heeft hij de naam van de bewoonster van het adres verkeerd gespeld.

Uit het door de directeur overgelegde inrichtingsadvies blijkt dat de politie ook negatief heeft geadviseerd ten aanzien van het tweede opgegeven verlofadres, omdat op dat adres niet de persoon staat ingeschreven die door klager was opgegeven.
Onduidelijk is evenwel wanneer de politie dit tweede advies heeft gegeven, nu dit niet door de directeur is overgelegd. Uit het inrichtingsadvies blijkt voorts dat er op 26 augustus 2013 – ruim tien dagen voor de afwijzende beslissing – (telefonisch)
contact is geweest met de bewoonster van het tweede verlofadres. Op dat moment is de identiteit van de bewoonster van het tweede adres vast komen te staan. Naar het oordeel van de beroepscommissie had het op de weg van de directeur gelegen om ofwel de
door klager gemaakte spelfout (door klager) te laten herstellen ofwel de politie te verzoeken opnieuw advies uit te brengen omtrent het tweede verlofadres. Niet gebleken is dat dit is gebeurd. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de
verlofaanvraag in redelijkheid niet op grond van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4, onder j, van de Regeling afgewezen had kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de bestreden beslissing van de directeur dient te worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak
van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Overigens overweegt de beroepscommissie dat het in de rede had gelegen om, nu klager nog in aanmerking kan komen voor algemeen verlof, de directeur op te dragen een nieuwe beslissing te nemen, in plaats van te beslissen een financiële tegemoetkoming
toe
te kennen. Nu klager evenwel geen beroep heeft ingesteld, zal de beroepscommissie het oordeel van de beklagcommissie over de tegemoetkoming in stand laten.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 18 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven