Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3604/GA, 17 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3604/GA

betreft: [klager] datum: 17 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 oktober 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemd PPC in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet verkrijgen van gratis artikelen van het inrichtingspersoneel die medegedetineerden wel ontvangen;
b. het niet verkrijgen van een sleutel van zijn cel; en
c. het door het personeel weigeren onderzoek te doen naar een diefstal uit de douche.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager verwijst naar een door hem ontvangen brief van de Raad waarin, volgens hem, is vermeld dat het handelen van medewerkers onder de verantwoordelijkheid
van de directeur valt. De klachten zien aldus wel op zaken die onder verantwoordelijkheid van de directeur vallen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Aangezien klager in zijn klacht niet aangeeft binnen welk kader, op welk
tijdstip en aan wie gratis producten zijn verstrekt, kan klager niet in zijn klacht worden ontvangen.

Ten aanzien van onderdeel b. oordeelt de beroepscommissie als volgt.
Nu, zo begrijpt de beroepscommissie, het algemeen beleid is in de inrichting geen sleutels te verstrekken, zal klager in zijn klacht nu deze is gericht tegen algemeen beleid niet-ontvankelijk worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager stelt dat een zeepdoosje uit de douche is ontvreemd en dat het personeel weigert onderzoek in te stellen hiernaar of een celinspectie te doen. Hier is geen sprake van een klager betreffende door of namens de directeur genomen beslissing hetgeen
tot niet-ontvankelijkheid moet leiden. Dit zou anders zijn indien klager over het nalaten van het personeel zou hebben geklaagd bij een met toezicht belaste functionaris, zoals een afdelingshoofd, waarna hem, indien hij het met diens reactie niet eens
zou zijn, de weg naar de beklagcommissie zou openstaan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a., b. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 17 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven