Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2728/TA, 17 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2728/TA

betreft: [klager] datum: 17 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.R. Gaasbeek, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.R. Gaasbeek.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een maatregel van afdelingsarrest met ingang van 4 maart 2012.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager betwist de constateringen van de inrichting over zijn houding en gedrag. Hij is niet achterdochtig geworden door de opname van zijn moeder in het ziekenhuis; zijn moeder is vaker ziek. Klager erkent dat hij tegen zijn mentor gezegd heeft dat als
hij iemand op zijn kamer aantrof hij hem een schroevendraaier in zijn rug zou steken. Maar het personeel heeft geen serieus onderzoek ingesteld naar de beschadigingen van klagers spullen en de inrichting heeft derhalve onzorgvuldig gehandeld. Klager
heeft aangifte gedaan van de beschadigingen aan zijn eigendommen, maar met deze aangifte is verder niets gedaan. Een kopie van de aangifte zal aan de beroepscommissie worden verstrekt. Volgens klager zijn de vernielingen aangericht, omdat hij tegen
drugshandel is.
De door de inrichting in de beklag- en beroepsprocedure verstrekte stukken vallen onder het medisch beroepsgeheim en klager heeft daarvoor geen toestemming gegeven.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep verwezen naar hetgeen door de inrichting in de beklagprocedure naar voren is gebracht. In beroep zijn notities over klager en de dagrapportages sociotherapie over de periode van 28 februari tot en met 16
maart 2012 bijgevoegd.

3. De beoordeling
Klager stelt dat de stukken die door de inrichting in deze procedure zijn verstrekt onder het medisch beroepsgeheim vallen en dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de verstrekking van deze informatie.
Het medisch handelen van de inrichtingspsychiater is naar het oordeel van de beroepscommissie gebaseerd op artikel 41 van de Bvt en vindt niet plaats op basis van een behandelingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:446, eerste lid, van het
Burgerlijk Wetboek (BW). Artikel 7:464, eerste lid, van het BW verklaart weliswaar de bepalingen van afdeling 5 van titel 7 van overeenkomstige toepassing op het uitoefenen van een geneeskundig beroep of bedrijf anders dan krachtens een
behandelingsovereenkomst, doch slechts voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. In artikel 16 Bvt is onder meer bepaald dat het hoofd van de inrichting zorg draagt dat zo spoedig mogelijk na binnenkomst van een verpleegde
in de inrichting een verplegings- en behandelingsplan wordt vastgesteld.
Voor de toetsing door de beklagcommissie en de beroepscommissie van de beslissing van het hoofd van de inrichting betreffende de maatregel van afdelingsarrest is het noodzakelijk kennis te nemen van klagers ziektebeeld en gedragingen en eventueel
(onderdelen van) het behandelplan.
De beroepscommissie is van oordeel dat de door de inrichting in onderhavige zaak verstrekte informatie, waaronder de notities en dagrapportages van de sociotherapie, aan de beklagcommissie en de beroepscommissie in het kader van de toetsing op grond
van
de artikelen 59 en 67 Bvt niet primair te rangschikken is onder het medisch beroepsgeheim zoals de wetgever dat in gevallen als de onderhavige heeft bedoeld.

De beroepscommissie overweegt dat mede in verband met klagers ziektebeeld moeilijk is vast te stellen of daadwerkelijk vernielingen in klagers kamer zijn aangericht. Niet is uit te sluiten dat sommige goederen van klager beschadigd zijn. Dit is ten
deze
echter niet van doorslaggevende betekenis, gelet op hetgeen in de beklagprocedure omtrent klagers gedrag naar voren is gekomen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die
van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven