Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4049/GA, 17 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4049/GA

betreft: [klager] datum: 17 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Kruisberg te Doetinchem,

gericht tegen een uitspraak van 26 november 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het in vijf weken tijd vijfmaal visiteren van klager na een bezoek.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het steekproefsgewijs visiteren vindt plaats na elk bezoek. De selectie van gedetineerden vindt plaats via een randomizer. Dit brengt mee dat de ene
gedetineerde vaker gevisiteerd wordt dan de andere gedetineerde. Anders is er immers geen sprake meer van een onwillekeurige steekproef. Als daarnaast de norm van tweemaal per maand wordt gehanteerd, kan een gedetineerde na twee controles en visitaties
een risico inschatting maken om contrabande binnen te smokkelen. De directeur is het daarom niet eens met de uitspraak van de beklagrechter en wil in beroep een oordeel of de insteek van de inrichting met een steekproef past binnen de gestelde kaders.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vooropgesteld zij dat met betrekking tot klager geen bijzondere maatregelen van toepassing zijn die visitatie rechtvaardigen.

Artikel 29, eerste lid, van de Pbw bepaalt - voor zover hier van belang - dat de directeur bevoegd is een gedetineerde voorafgaand aan of na afloop van bezoek aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. Nu dit onderzoek telkens heeft
plaatsgevonden nadat door middel van een randomizer – een middel om gedetineerden steekproefsgewijs te selecteren – klager is uitgekozen en derhalve het toeval heeft bepaald dat klager meer dan zijn medegedetineerden is gevisiteerd, kan niet gesteld
worden dat de beslissing van de directeur om telkens bij klager over te gaan tot visitatie na bezoek als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard en de beslissing van de
beklagrechter zal worden vernietigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven