Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3033/TA, 17 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3033/TA

betreft: [klager] datum: 17 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A. Huibers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 september 2013 van de beklagcommissie bij FPC de Pompestichting te Vught, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn namens het hoofd van voormelde
tbs-inrichting gehoord, [...], juridisch medewerker, en [...], behandelcoördinator.
Klagers raadsman, mr. J.A. Huibers, heeft in verband met zijn vakantie om aanhouding van de behandeling verzocht. Hem is tevoren te kennen gegeven dat op het aanhoudingsverzoek op de zitting zou worden beslist. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de
gelegenheid om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de verlenging van afzondering op 13 mei 2013;
b. de verlenging van afzondering op 10 juni 2013;
d. de verlenging van afzondering op 8 juli 2013;
e. de verlenging van afzondering op 5 augustus 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de beslissingen tot afzondering onvoldoende zijn onderbouwd. De maatregel afzondering is al enkele jaren van kracht en er hebben zich in klagers visie al lange tijd geen incidenten voorgedaan die voortduring van deze
ingrijpende
maatregel kunnen rechtvaardigen. Deze maatregel kan niet uitsluitend op verbale incidenten worden gebaseerd. Sinds december 2012 is er een omslag in klagers gedrag en zijn benadering van de tbs. Volgens klager maakt hij sinds februari 2013 consequent
gebruik van de contactmomenten met het personeel en die verlopen goed, omdat dat (plotseling) als nieuwe voorwaarde was gesteld. Een groot aantal contactmomenten brengt klager alleen door, maar hij betwist dat hij contact met het behandelteam afhoudt.
In de
pro-justitia-rapportage uit 2012 wordt door de deskundigen geconcludeerd dat vervolgstappen moeten worden gezet richting een minder hoog beveiligingsniveau binnen de longstay, dan wel dat de haalbaarheid daarvan moet worden onderzocht. Sindsdien is er
met deze conclusies niets gebeurd.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat de laatste tijd niet goed met klager. Het aangaan van contacten/relaties is voor klager heel moeilijk en het gaat steeds mis. Hij maakt geen gebruik van de contactmomenten met het personeel. Steeds wordt geprobeerd met klager in contact te
komen. Hem zijn nieuwe mentoren toegewezen, omdat klager moeite had met de vorige mentoren. Voorts is een psycholoog ingeschakeld, met wie klager een kennismakingsgesprek heeft gehad; maar daarna heeft klager elk contact met de psycholoog geweigerd. Er
is een stappenplan opgesteld door de inrichting. Klager wilde daar in eerste instantie aan meewerken en er zijn twee stappen gezet, maar nu weigert klager alle medewerking. Het stappenplan dat hem vorige week is aangeboden, heeft klager verscheurd.
Vorige week is klager agressief geweest.
Vanaf het begin van klagers plaatsing op de intensieve zorgafdeling zijn klager en zijn raadsman ervan op de hoogte dat contact met de behandelcoördinator en het personeel de belangrijkste voorwaarde is voor uitbreiding van klagers programma. Anders
dan
door klager is gesteld, is dit geen nieuwe voorwaarde.
De opgelegde maatregelen hebben inderdaad een repeterend karakter, maar nu er niets in de situatie verandert, blijven de door de inrichting gegeven toelichtingen op de maatregelen dezelfde.
De behandelcoördinator heeft laatstelijk op 2 december 2013 met klager gesproken. De gesprekken gaan steeds over het verleden; klagers huidige situatie is niet bespreekbaar.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, omdat hij verhinderd was ter zitting te verschijnen en klager uitsluitend door hem wilde worden bijgestaan. De beroepscommissie heeft ter zitting het verzoek van de
raadsman om aanhouding van de behandeling van het beroep afgewezen. Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verslag dat van het horen ter zitting is opgemaakt. Bij brief van 16 december 2013 heeft klagers
raadsman gesteld dat klager zijn standpunt zelf bij de beroepscommissie wil toelichten en heeft hij verzocht klager alsnog daartoe in de gelegenheid te stellen.
De beroepscommissie overweegt dat klager in de gelegenheid is gesteld ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen, waartoe de beroepscommissie zelfs zitting hield op klagers afdeling, maar dat klager er zelf voor heeft gekozen niet ter zitting
te
verschijnen teneinde toe te lichten waarom aanhouding van de behandeling van de zaak nodig was. Voorts was op de eerstvolgende zitting van de beroepscommissie geen ruimte voor behandeling van nieuwe/aangehouden zaken.

De beroepscommissie acht zich voorts door de stukken en het onderzoek ter zitting voldoende ingelicht en zij wijst het verzoek van de raadsman om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijken de volgende omstandigheden met betrekking tot klagers afzondering. De door de inrichting gestelde voorwaarde (voor beëindiging van de afzondering) dat klager twee maanden incident vrij bleef, bleek
voor klager niet haalbaar; de inrichting besloot deze periode terug te brengen naar vier weken. Klager zijn nieuwe mentoren toegewezen en zij hebben geprobeerd het stappenplan met klager te bespreken. Eerst wilde klager wel meewerken en toen is ook
enige vooruitgang geboekt. Daarna weigerde klager elke medewerking. Klager heeft een kennismakingsgesprek gehad met een psycholoog, maar weigerde daarna elk contact met de psycholoog. Klager heeft voorts verschillende meldingen in MITS gekregen voor
het beledigen van personeelsleden.
In de mededelingen verlenging afzondering worden de voorwaarden benoemd voor de uitbreiding van klagers programma; klager dient vier weken incidentvrij te zijn, op een dusdanige wijze in contact te zijn met het behandelteam dat een goede inschatting
van
klagers psychische conditie kan worden gemaakt, het stappenplan dient met klager te zijn besproken en er dient sprake te zijn van samenwerking.
De beroepscommissie overweegt dat het door klagers weigering in gesprek te gaan met het personeel niet mogelijk is om een behandelrelatie met klager op te bouwen. Het is dan ook niet gelukt het stappenplan met klager te bespreken.
Het voorgaande brengt mee dat hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht het wel van belang dat de inrichting blijft zoeken naar alternatieven voor klagers afzondering.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven