Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2729/TA, 17 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2729/TA

betreft: [klager] datum: 17 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC 2landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 13 augustus 2013 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord mr. Y.H.G. van der Hut, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. S. Marjanovic, en namens het hoofd van voormelde
tbs-inrichting [...], juridisch medewerker en [...], hoofd behandeling.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep van belang, de duur van de maatregel van afdelingsarrest met ingang van 12 juli 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming van € 28,00 toegekend.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 11 juli 2013 is tijdens een kamercontrole een zakje met wit poeder in klagers agenda gevonden. Klager heeft bij het hoofd behandeling aangevoerd geen idee te hebben wat er in het zakje zat en hoe het daar was terechtgekomen. Klager is de maatregel
van afdelingsarrest opgelegd, omdat het mogelijk om drugs ging. De maatregel kon worden opgeheven zodra klager duidelijkheid gaf over de inhoud van het zakje en hij een negatieve uitslag had bij een urinecontrole. Doordat klager verschillende keren
onduidelijke verklaringen heeft afgelegd over de inhoud van het zakje, is zijn uiteindelijke verklaring onvoldoende betrouwbaar overgekomen. De inrichting heeft toen besloten de uitslag van het laboratorium af te wachten. Onderzoeksmateriaal kan
eenmaal
per week aan een laboratorium in Utrecht worden aangeboden en een personeelslid brengt dit daar naar toe.
De eerste mogelijkheid was 18 juli 2013, maar door personeelsgebrek was het niet mogelijk het zakje naar het laboratorium te brengen. Vervolgens is het zakje op 23 juli 2013 naar een laboratorium in Rotterdam gestuurd. De uitslag was negatief en de
maatregel van afdelingsarrest is op 2 augustus 2013 opgeheven.
Door toedoen van klager heeft het afdelingsarrest langer geduurd dan anders noodzakelijk was geweest. Indien klager direct open was geweest over de inhoud van het zakje had de maatregel eerder kunnen worden opgeheven.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft al op 13 juli 2013 openheid van zaken gegeven. Klager wist werkelijk niet wat het witte poeder in het gevonden zakje was. Het voortduren van het afdelingsarrest was alleen afhankelijk van de uitslag van het laboratoriumonderzoek. Nu het
niet mogelijk was het zakje op 18 juli 2013 naar het laboratorium in Utrecht te brengen, had de inrichting het zo snel mogelijk naar een ander laboratorium moeten sturen. Het afdelingsarrest was heel ingrijpend, want klager verbleef op de
pre-resocialisatie-afdeling.

3. De beoordeling
Uit de stukken blijkt dat klager direct na de vondst van een zakje met wit poeder heeft aangevoerd niet te weten wat het witte poeder is. Nadien heeft klager suggesties gedaan wat het poeder mogelijk zou kunnen zijn, maar daaruit kan niet worden
afgeleid dat klager wisselend heeft verklaard en geen openheid heeft gegeven.
De inrichting had met voortvarendheid onderzoek door een laboratorium moeten laten verrichten, hetgeen in de onderhavige zaak niet is gebeurd.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat uit een nagezonden brief van de inrichting van 4 december 2013 is gebleken dat de uitslag van het laboratorium op 30 juli 2013 naar de inrichting is gezonden en dat de inrichting die op 1 augustus 2013
heeft ontvangen (waarna het afdelingsarrest op 2 augustus 2013 is opgeheven). Het afdelingsarrest van klager heeft dus drie dagen voortgeduurd nadat de uitslag bij het laboratorium bekend was. Het verdient aanbeveling dat een kliniek van dergelijke
onderzoeksresultaten, indien de duur van een opgelegde maatregel daarvan afhankelijk is, nog op dezelfde dag op de hoogte wordt gesteld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven