Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4068/GV, 11 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4068/GV

betreft: [klaagster] datum: 11 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.M. Denissen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 5 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster, alsmede haar raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Omdat een aantal pagina’s van één van de bijlagen ontbrak is de raadsman verzocht deze na te zenden. Een aantal ontbrekende pagina’s is op 28 januari 2014 ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Bij de afwijzende beslissing is geen rekening gehouden met het advies van de reclassering van 6 februari 2013, uitgebracht ten behoeve van een rechtszitting, waarin wordt geadviseerd klaagster een
deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Ook een op 6 augustus 2013 uitgebracht Adviesrapport Elektronische Controle is positief. Klaagster is op de dag van de bestreden beslissing bezocht door de reclassering die
meedeelde positief te beslissen.
Dat er nog geen einddatum van de detentie bekend is omdat de zaak van klaagster nog niet onherroepelijk is mag niet ten nadele van klaagster worden meegewogen.
Het verlofadres is niet in de directe nabijheid van het plaats delict. Daarbij is niet aannemelijk dat klaagster, gelet op het grote aantal inwoners van Utrecht, direct met slachtoffers geconfronteerd zal worden. Daarbij wonen de meeste slachtoffers in
het buitenland.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het feit dat er geen duidelijkheid is omtrent de einddatum en dat er geen reclasseringsrapport is maakt dat er geen verlof verleend kan worden. Klaagster is veroordeeld voor een gewelddadige overval waarbij slachtoffers zijn gevallen, zodat eerst
duidelijk moet zijn welke interventies van toepassing zijn. Klaagster wil het verlof doorbrengen in Utrecht, waar ook het delict gepleegd is. Slachtofferconfrontatie is mogelijk en niet wenselijk.
De voorlopige hechtenis is verlengd. Zolang er geen inhoudelijke beslissing is is het voor het Openbaar Ministerie niet acceptabel dat klaagster meedoet in een detentiefaseringstraject.
Het meest recente reclasseringsrapport is van na de bestreden beslissing. Hiermee kan daarom in deze zaak geen rekening gehouden worden. De stukken kunnen worden meegewogen bij een volgend verzoek om verlof.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Nieuwersluis heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klaagsters functioneren binnen de inrichting.
De advocaat-generaal bij het Ressortsparket te Arnhem heeft aangegeven dat klaagster bij de rechtbank een aanzienlijk lagere straf heeft gekregen dan geëist. De voorlopige hechtenis is met 120 dagen verlengd. Zolang het Gerechtshof niet inhoudelijk
over
deze zaak een beslissing heeft genomen, is het voor het Openbaar Ministerie niet acceptabel dat klaagster meedoet in een detentiefaseringstraject.

De politie regio Utrecht heeft aangegeven dat er geen bezwaren zijn tegen de komst van klaagster naar Utrecht.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden wegens diefstal met geweldpleging in vereniging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 augustus 2014.

Hoewel het juist is dat ten tijde van de beslissing van de Staatsecretaris het hoger beroep van klaagster nog liep is deze omstandigheid als zodanig onvoldoende om alleen op grond hiervan het verlof af te wijzen, in het licht van de v.i.-datum in
augustus dit jaar. Het is juist dat er geen recent reclasseringsrapport aanwezig was. Wel is klaagster op de dag van de afwijzende beslissing door de reclassering bezocht. Op het moment van de bestreden beslissing was er wel een Adviesrapport
Elektronische Controle beschikbaar, waarin de reclassering een positief advies uitbrengt. Gelet hierop in combinatie met de gegeven positieve adviezen van de directeur en de politie, is de onderbouwing van de afwijzende beslissing onvoldoende.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van klaagsters verzoek om verlof bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klaagster geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven