Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1389/GV, 12 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1389/GV

betreft: [klager] datum: 12 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.F. vander Brugge namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juli 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager ambtshalve strafonderbreking verleend voor de maximale duur van drie maanden.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen voor wat betreft de datum waarop de strafonderbreking zal eindigen. Hij heeft een vast adres maar tot op heden nimmer een oproep van de reclassering ontvangen om de hem opgelegde werkstraf te verrichten. Tegen de kennisgeving omzetting taakstraf is naar beste weten van klager tijdig bezwaar aangetekend bij de rechtbank. Klager heeft een vaste baan die hij bij omzetting van detaakstraf dreigt te verliezen en heeft door het overlijden van zijn vader de zorg gekregen over zijn twee minderjarige zusjes. Klager verzoekt om de beslissing te vernietigen en alsnog te bepalen dat zijn strafonderbreking zal durentotdat definitief zal vaststaan dat hij niet meer in aanmerking kan komen voor verlenging van een termijn waarbinnen hij alsnog zijn destijds
opgelegde werkstraf zal kunnen verrichten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is aangehouden inzake een openstaande en voor tenuitvoerlegging vatbare gevangenisstraf. Op 6 juli 2002 is de aanhouding van klager gemeld. Omdat er niet direct een plaats in een penitentiaire inrichting voor klagerbeschikbaar was, is hij in het kader van een ambtshalve strafonderbreking weer naar huis gezonden. Op 30 september 2002 dient klager zich weer te melden bij de politie teneinde dan ingesloten te worden voor het resterende deel vanzijn straf. Er zijn geen gegevens bekend over het bezwaarschrift met betrekking tot de herroeping van de aan klager opgelegde taakstraf. Er is geen registratie van klager in het zelfmelderssysteem. De regeling omtrent hetvrijhedenbeleid stelt duidelijk richtlijnen terzake van de maximale termijn waarvoor een tenuitvoerlegging in het kader van een strafonderbreking mag worden onderbroken.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 72, tweede lid, Pbw heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen bij de beroepscommissie.

Onder gedetineerde wordt in artikel 1, onder e, Pbw verstaan een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt.

Klager, aan wie strafonderbreking is verleend waarbij de tenuitvoerlegging van de straf wordt geschorst en die ten tijde van het indienen van zijn beroepschrift niet in detentie verbleef, valt niet onder voornoemde begripsbepaling.De beroepscommissie is van oordeel dat een redelijke toepassing van de wet met zich brengt dat klager, die niet om de strafonderbreking heeft gevraagd, ontvankelijk is in zijn beroep.

Op grond van artikel 570b, eerste lid, Wetboek van Strafvordering kan de Minister de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf onderbreken op verzoek van de betrokkene of ambtshalve. Nadere regels aangaande het onderbreken van detenuitvoerlegging zijn door de Minister gesteld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI.

Op grond van artikel 35 van de Regeling duurt strafonderbreking minimaal twee etmalen en maximaal drie maanden. In dit geval heeft de Minister vrijwel de maximum termijn toegestaan.

De beroepscommissie overweegt het volgende.
Het namens klager ingediende verzoek houdt, zakelijk weergegeven, in: verlening van stafonderbreking voor onbepaalde tijd in afwachting van de beslissing van de rechtbank op klagers bezwaarschrift tegen de kennisgeving omzettingtaakstraf.
Gelet op artikel 34 van de Regeling en de toelichting hierop is de mogelijkheid van strafonderbreking hiervoor niet bedoeld.

Gelet op het hiervoor overwogene is de beslissing van de Minister tot ambtshalve strafonderbreking, ook wat de duur betreft, niet in strijd met de wet. Zij kan, bij afweging van allee in aanmerking komende belangen, evenmin alsonredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Derhalve zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Overigens bestaat de mogelijkheid om een gratieverzoek in te dienen, gericht aan Hare Majesteit de Koningin, bij de Directie Bestuurszaken van het Ministerie van Justitie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 augustus 2002

secretaris voorzitter

Naar boven